4. Omgaan met dilemma's

4.1 Een dilemma kan je onderzoeken aan de hand van onderstaande 4 stappen

Stap 1 Wat is het dilemma en voor wie?

Een van de deelnemers brengt een dilemma uit de beroepspraktijk naar voren. Het gaat

bij deze stap alleen om het beschrijven van de situatie. We spreken nog geen oordeel uit.

Dit laatste gebeurt in drie stappen, die we kort typeren met de drieslag situatie, prikkel,

vraag, waarbij de situatie en de prikkel worden beschreven in twee, kernachtige zinnen.

A. De situatie.

Hier wordt een beschrijving van de situatie gegeven in twee zinnen.

Deze beschrijving moet alle kenmerken van de situatie bevatten die van belang

zijn om het knelpunt en het dilemma te begrijpen.

B. De prikkel.

Het knelpunt wordt zo geformuleerd, dat in de ene zin de ene poot van

het dilemma al naar voren komt en in de andere zin de andere. Gebruik daarvoor

de formulering Als…., dan…. Als ik … doe, dan gebeurt er …

C. De vraag of het dilemma.

Het dilemma vat de beide beweringen uit het knelpunt in één vraag samen.

 

 

Stap 2 vragen om te verhelderen (in gesprek – op papier hoeft dit niet)

De andere deelnemers krijgen de gelegenheid de inbrenger verhelderingvragen te stellen. Het gaat om open, niet-suggestieve vragen ter verheldering van de inbreng. Denk aan: ‘wie, wat, waar, wanneer en hoe? Aan het slot formuleert de inbrenger opnieuw het dilemma, eventueel rekening houdend met nieuwe gezichtspunten die de verhelderingvragen hebben opgeleverd.

 

 

Stap 3 Het inventariseren van de waardenperspectieven

Een waarde is het antwoord op de vraag: Wat is belangrijk (in deze casus)

 

Waarden en normen zijn twee kanten van dezelfde medaille. Normen geven aan hoe in de praktijk met waarden moet worden omgegaan. Een norm is het antwoord op de vraag: als X een belangrijke waarde is in deze casus, wat moet ik dan doen?

 

 

Stap 4 Het inventariseren van de handelingsalternatieven

Breng na stap drie opnieuw de handelingsmogelijkheden in kaart. Misschien hebben zich nieuwe mogelijkheden voorgedaan.