
Na dit hoofdstuk kun je op een veilige en verantwoorde manier met dieren omgaan.
Om met dieren te kunnen werken moet je weten hoe je de dieren op de juiste manier oppakt. Dit noemen we hanteren. Het dier mag geen pijn hebben bij het hanteren. Ook moet je zorgen dat het dier zo min mogelijk stress heeft. Je kan dit voorkomen door doortastend te werken. Met doortastend bedoelen we dat je niet twijfelt. Benader en hanteer je het dier zelfverzekerd.
Je kunt een dier ook fixeren. Je houdt het dier dan zo vast dat het bepaalde lichaamsdelen niet kan bewegen. Zo voorkom je dat het dier zichzelf of jou verwond. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een behandeling door de dierenarts.
Sommige dieren dragen bacteriƫn met zich mee waar wij ziek van kunnen worden. Denk daarom aan het handen wassen en desinfecteren aan het eind van de les.
