Je hebt al geleerd dat voorzetsels een bepaalde naamval eisen en dat de vorm van het woord na het voorzetsel verandert.
Voorbeeld:
Herhaal eventueel eerst nog eens de voorzetsels met de 3e naamval,
de voorzetsels met de 4e naamval en de bijbehorende uitgangen.
![]() |
Voorzetsels |
![]() |
Derde naamval |