Ich fahre zu meinen Großeltern. Ich fahre nach Berlin. Ich fahre in die Schweiz.
Wanneer gebruik je nou eigenlijk welk voorzetsel?
Alle drie de voorzetsels geven hier een richting aan: je gaat ergens naartoe.
Zu |
Het voorzetsel zu gebruik je als je naar een persoon toegaat. |
|
|
|
Nach |
Het voorzetsel nach gebruik je bij landen en plaatsaanduidingen zonder lidwoord. |
|
|
|
In |
Het voorzetsel in gebruik je bij landen met lidwoord. |
|
|
|
In |
Het voorzetsel in gebruik je ook vaak bij gebouwen waar je naar binnen gaat. |
|
|
|