Stap 5 - Grammatica

Verleden tijd van sterke werkwoorden

In dit thema leer je hoe je de onvoltooid verleden tijd (ovt) van sterke werkwoorden maakt.

Dat is helaas wat ingewikkelder dan bij de zwakke werkwoorden.

Sterke werkwoorden - Onvoltooid verleden tijd

Sterke werkwoorden - belangrijke werkwoorden

Op internet vind je lijsten met alle sterke werkwoorden.
Er zijn sommige werkwoorden die je vaker gebruikt dan andere werkwoorden.
Hieronder vind je een link naar dertig veelgebruikte sterke werkwoorden.
Deze werkwoorden moet je leren.
Belangrijke werkwoorden

  1. Vraag aan je leraar voor wanneer je de werkwoorden moet kennen.
  2. Plan je leerwerk.
  3. Oefen en leer de sterke werkwoorden

Uitgangen

De vorm van de ovt die je geleerd hebt, gebruik je voor ich en er/sie/es. Daar komt dus verder geen uitgang achter.
De andere persoonsvormen krijgen dezelfde uitgangen als bij de tegenwoordige tijd.

 

fahren

lassen

finden

ich

fuhr

ließ

fand

du

fuhrst

ließt

fandest

er/sie/es

fuhr

ließ

fand

wir

fuhren

ließen

fanden

ihr

fuhrt

ließt

fandet

sie/Sie

fuhren

ließen

fanden

Mehr Übungen

Doe de volgende oefeningen.
Tip: In het Duits gebruik je meestal de voltooid tegenwoordige tijd als je over iets in het verleden praat. Een zin als Im Sommer bin ich nach Hamburg gefahren. zul je dan ook vaker horen dan Im Sommer fuhr ich nach Hamburg.
Meestal kun je de voltooid tegenwoordige tijd ook makkelijker maken dan de ovt.
Je mag dus de vtt gebruiken in plaats van de ovt.