Stap 2 - Spreken

Je gaat gesprekken oefenen.
Je gaat over je eigen gevoelens kunt praten.
Je leert hoe je kunt reageren als andere over hun gevoelens praten.

Bekijk eerst de betekenis van de volgende woorden


Voorbeeld:

A: Warum hast du denn so schlechte Laune?
B: Wir fahren zusammen mit den Freunden meiner Eltern in den Urlaub.

A: Was ist denn so schlimm daran?
B: Die Tochter! Jasmin.

A: Die aus der 8c?
B: Ja. Ich kann sie überhaupt nicht leiden.

A: Ach, ich finde sie eigentlich ganz süß. Und sie sieht umwerfend aus!
B: Die steht doch den ganzen Tag nur vor dem Spiegel oder will shoppen. Ich bin echt sauer!

 

Übung 1

  1. Zoek een partner voor dit gesprek.
  2. Bedenk samen een gesprek waarin je de volgende woorden verwerkt.
  3. Oefen het gesprek tot je het helemaal uit je hoofd kent. Wissel ook van rol.
  4. Luister in de klas naar een aantal gesprekken.
  5. Wie heeft het beste/grappigste/spannendste/origineelste gesprek gemaakt?

Übung 2

  1. Zoek een andere partner voor dit gesprek.
  2. Bedenk samen een gesprek waarin je de volgende woorden verwerkt.
    Zoek als dat nodig is eerst de vertaling op.
  3. Oefen het gesprek tot je het helemaal uit je hoofd kent. Wissel ook van rol.
  4. Luister in de klas naar enkele gesprekken.
  5. Wie heeft het beste/grappigste/spannendste/origineelste gesprek gemaakt?