Kringopdracht: Mijn lichaam
De kinderen mogen voor hun stoel gaan staan. De juf vraagt aan 1 kind:
- Wat kan je met je handen? (zwaaien, klappen, etc.)
- Wat kan je met je voeten? (stampen, springen, op je tenen staan, etc.)
- Wat kan je met je ogen? (knipperen, knipogen)
- Wat kan je met je mond? (open doen, tong uitsteken, etc.)
Pak evt. de spiegel erbij zodat de kinderen zichzelf ook kunnen zien. Het kind dat de beurt krijgt, mag het voordoen en de rest van de kinderen mogen het nadoen.
Digibordles: Het lichaam
Om de beurt mag een kind naar voren komen, de juf noemt een lichaamsdeel op en het kind mag het aanwijzen op het digibord.