Leerstof

We hebben het in Nederland steeds over een kenniseconomie, maar 30 procent van de mensen is laagopgeleid – alleen lager onderwijs, vmbo, of onderbouw havo/vwo. De kans op werk is voor hen klein. Daar hoor je weinig over in de kenniseconomie.

Produceren in de stad
In deze tijd is je telefoon en alle digitale technologie eromheen onmisbaar. Om hem te produceren is de belangrijkste productiefactor: het menselijk brein. Brains werken het best in een stedelijke samenleving. In de agrarische samenleving was grond de belangrijkste productiefactor. Later, in de industriële samenleving, waren grondstoffen, machines en arbeid de productiefactoren.
In een kenniseconomie als de onze wordt veel geld geïnvesteerd in het bedenken van nieuwe technologie en nieuwe producten. Het gaat daarbij om twee soorten kennis:

  1. Technologische kennis, die vooral in de industrie wordt gebruikt, bijvoorbeeld om een elektrische racefiets te maken of lesmateriaal op een tablet. Maar technische uitvindingen moeten wel verkocht worden. Net zo belangrijk is daarom:

  2. Sociale kennis, die vooral in de handel en dienstverlening wordt gebruikt. Het gaat hier over kennis van het gedrag van mensen. Pas met deze kennis wordt een technisch snufje ook echt populair. Denk aan navigatiesoftware met de stem van een beroemdheid.

In de kenniseconomie is ook het delen van allerlei kennis en informatie belangrijk. Databanken, voorlichtingsambtenaren, marketingdeskundigen, juristen en reclamemakers doen niets anders. Ze leveren diensten aan het bedrijfsleven en de overheid. Dat noem je de zakelijke dienstverlening. De meeste bedrijven in de zakelijke dienstverlening zijn klein: minder dan 10 werknemers. Zo’n bedrijf doet geen grote investeringen in gebouwen, machines of voorraad. Het gaat vooral om brains, die nemen niet veel ruimte in en passen uitstekend in de stad.

De aantrekkelijke stad
Tussen 1975 en 1990 was er sprake van een crisis in de stad, een leegloop van bedrijven naar terreinen buiten de stad. De werkgelegenheid in de stad daalde sterk. Maar na 1990 toen de kenniseconomie opkwam, werd de stad ineens wel weer aantrekkelijk gevonden. Mensen die in creatieve beroepen werkten, zoals vormgevers, marketeers, architecten en ICT-deskundigen, vestigden zich weer in de stad. Zij werken als een motor voor economische ontwikkeling. Ze leveren werkgelegenheid en belastingen op en stimuleren de economie. Dat heeft twee redenen:

  1. De ‘creatieven’ wonen graag in steden en geven relatief veel geld uit aan stedelijke voorzieningen.

  2. De ‘creatieven’ roepen een aantrekkelijke sfeer op van schoonheid, plezier en succes. Daarvan profiteren andere bedrijven weer.

Vooral Amsterdam, Hilversum en Utrecht kregen bijzonder veel werkgelegenheid in creatieve beroepen (bron 6). Zo’n stad is een creatieve stad.
Tegenwoordig proberen steden vooral innovatieve bedrijven in de mode-industrie, de wetenschap, de kunsten, de media en de entertainmentsector aan te trekken. Dat kan op twee manieren:

  1. Door scienceparks te ontwikkelen, bedrijventerreinen in de buurt van een universiteit met een uitstekende digitale infrastructuur. Bijvoorbeeld de High Tech Campus Eindhoven (bron 7). Er zijn tientallen samenwerkende bedrijven. Voor de hoogopgeleide werknemers zijn er ook sportclubs, kinderopvangcentra en horecagelegenheden.

  2. Door het beschikbaar stellen van goedkope bedrijfsruimten aan vernieuwende en artistieke bedrijven op oude industrieterreinen of in oude fabrieken. Deze worden vaak broedplaatsen genoemd, zoals het voormalig NDSM-terrein in Amsterdam (bron 5).

Bron 6: Top 10 creatieve steden. De creatieve sector omvat werk in de kunsten en cultureel erfgoed, creatief zakelijke dienstverlening en in de media- en entertainmentindustrie.
Bron 7: Overzicht van scienceparks in Nederland (2012)
Bron 5: Jaarlijks filmfestival buiten op interessante plekken aan de rafelrand van verschillende steden

Amsterdam-Noord als creatieve zone
 

Sociale ongelijkheid
In een kenniseconomie is er een grote vraag naar hoogopgeleide specialisten. Zij kunnen een flink salaris verdienen en zich een mooie plek in de stad veroorloven. Door de globalisering is veel eenvoudig werk in de industrie naar lagelonenlanden verplaatst. Voor laagopgeleide mensen zijn alleen nog slecht betalende banen overgebleven, zoals bezorgen, schoonmaken en oppassen. Met een laag inkomen zijn ze aangewezen op goedkope woningen. Het verschil in werk en inkomen tussen hoog- en laagopgeleide mensen is groot: er is een duale arbeidsmarkt. Ook het verschil in levensomstandigheden is groot, er is sprake van sociale ongelijkheid. Zal de stad in de toekomst alleen nog plaats hebben voor mensen met een hoge opleiding en een dito inkomen?

 

 

Je gaat nu een video bekijken over Amsterdam-Noord als creatieve zone https://www.youtube.com/watch?v=X9T_tRtLBII