Er zijn vier soorten tapotements:
De vingers worden zowel gespreid als licht gebogen op de huid geplaatst. De vingers worden afwisselend en ontspannen, met een gelijkmatige constantie en vloeiende cadans vanuit het gewricht bewogen. Hierbij wordt een gelijkmatige druk op het weefsel uitgeoefend.
Plaats zodanig de handen zodat er een komvorm ontstaat waarbij de vingers en duimen gesloten zijn. De handen dienen loodrecht op het weefsel geplaatst te worden, bij aanraking dient een dof geluid veroorzaakt te worden.
Strekt de hand, zodat de vingers ontspannen en iets gespreid zijn. Er dient een vluchtige aanraking tot stand te komen waarbij de vingers elkaar opeenvolgend raken op het weefsel.
Buigt de vingers zodanig dat er een ontspannen vuist ontstaat. Raakt het weefsel vluchtig met de vuist en/of duimmuis, al dan niet met een roterende beweging.