Het einde van de wereld

Lucas komt hier met een vreemd scenario op de proppen: een volkstelling waarbij alle mannen zich moesten laten inschrijven in de geboortestad van een verre voorvader. Maar welke voorvader? Iedereen heeft talloze voorouders, zeker als je duizend jaar teruggaat – David leefde duizend jaar vroeger dan Jozef. Dit verhaal raakt kant noch wal, en is daarenboven historisch niet correct. Er was een ‘telling’ in Judea (met het oog op de belastingen en overigens in het jaar 6 n.Chr.), maar niet in Galilea, waar Jozef en Maria woonden. En voor die registratie in Judea moest men zich niet naar een stad van een voorouder begeven. Lucas heeft dit verhaal dus duidelijk verzonnen, om aan te tonen dat Jezus de langverwachte redder van Israël, de Zoon van David was.

De structuur van de evangeliën zegt veel over hun literaire en theologische ontstaansgeschiedenis. Vooral de Formgeschichte of vormkritiek van onder meer Rudolf Bultmann (1884-1976) besteedde daar ruim aandacht aan. Zo blijkt bijvoorbeeld dat het evangelie van Marcus niet is opgesteld als een doorlopend relaas, maar als een opeenvolging van afzonderlijke stukjes. Die zijn opgebouwd rond stereotype scenario’s, zoals mirakelverhalen en parabels. Deze schematische verhalen kregen vorm in de tradities van de eerste christelijke gemeenten, vanuit godsdienstige behoeften. Dat ze soms elementen bevatten die teruggaan op Jezus’ prediking is mogelijk. Maar ongetwijfeld gebeurde ook vaak het omgekeerde: als er in de eerste christelijke gemeenten een probleem rees betreffende godsdienstige kwesties, maakte men een verhaal en schreef men dat toe aan Jezus om er gezag aan te verlenen.

Hoe is het christendom dan ontstaan? Volgens de Vlaamse filosoof en scepticus Etienne Vermeersch is de psychologische theorie van cognitieve dissonantie essentieel om de ontwikkeling van het vroege christendom te begrijpen. Leon Festinger, de grondlegger van deze theorie, onderzocht wat er gebeurt als blijkt dat voorspellingen over het einde van de wereld niet uitkomen. Zo hadden bijvoorbeeld de Getuigen van Jehova voorspeld dat de wereld in 1914 zou vergaan. Festinger constateerde dat mensen in zulke gevallen vaak de voorspelling die niet uitkomt nadien gaan wijzigen of herinterpreteren, zodat ze alsnog hun geloof kunnen redden.

Vermeersch ziet hier een opvallende gelijkenis met het ontstaan van het christendom. Jezus’ leer was in wezen een eschatologie: hij predikte het nakende einde van de wereld zoals wij die kennen, en de komst van het Rijk Gods. Wat we daar precies moeten onder verstaan, is voor de theologen nog altijd niet helemaal duidelijk. In elk geval werd Jezus door zijn leerlingen beschouwd als de Messias die het Rijk Gods zou brengen. Het draaide anders uit: Jezus stierf een pijnlijke en vernederende kruisdood. Omdat zijn volgelingen dat niet konden aanvaarden, aldus de hypothese van Vermeersch, kregen ze visioenen waarin hij verrezen was. Ook de kruisdood zelf, een even gruwelijk als zinloos gegeven, werd getransformeerd tot een betekenisvol feit en voorgesteld als de kern en het doel van Jezus’ komst: hij is gekomen om ons door zijn lijden en dood te verlossen.