Leesopdracht

Leesopdracht - introductie

Maak een Keynote aan en zet daar straks de antwoorden en de opdrachten in. 

Lees eerst de achterflaptekst (hieronder) van 'De brief voor de koning' van Tonke Dragt. Beantwoord daarna de eerste twee vragen.

EEN JONGE HELD. EEN GEHEIME OPDRACHT. EEN ONGELOOFLIJK AVONTUUR.

Tiuri is bijna ridder. Nog één nacht scheidt hem van de ridderslag. Deze laatste nacht moet hij in afzondering en absolute stilte doorbrengen. Juist dan klinkt er een schreeuw om hulp. Als Tiuri antwoordt, wordt hij geen ridder. Maar het gaat om leven en dood...

Tiuri opent de deur. De nachtelijke bezoeker stelt hem een vraag die zijn leven zal veranderen. Hij moet een geheime brief bezorgen aan de koning aan de andere kant van de bergen - een brief die het lot van het koninkrijk zal bepalen. Tiuri moet alles achterlaten: zijn thuis, zijn dromen - voor een opdracht die hem zijn leven kan kosten.

1. Een uitgever gebruikt een achterflaptekst om lezers te trekken. Hoe gebeurt dat hier? Welke dingen zouden lezers kunnen verleiden om dit boek te openen en te gaan lezen? Noteer er minstens twee en leg kort uit waarom.

2. Zou deze achterflap jou overhalen om het boek te gaan lezen? Zo ja, leg uit waarom en zo nee, leg dan uit wat jij mist in deze tekst waardoor je niet enthousiast (genoeg) wordt.

3. De brief voor de koning wordt wel een klassieker genoemd. Zoek op wat 'een klassieker' betekent en noteer dit. Welke klassieker(s) ken jij nog meer? Schrijf er twee op.

 

LET OP: SPOILER ALERT! Wil je liever eerst alles zelf zien op Netflix en meteen je eigen mening vormen? Doe dat dan voordat je verder gaat met deze opdracht!

Lees eerst de twee recensies over De brief voor de koning. Maak daarna vraag 4 t/m 10.

In deze opdracht ga je twee recensies lezen over 'De brief voor de koning'. Daarna beantwoord je een aantal vragen. Heb je nog niet de hele serie gezien of het hele boek gelezen? Je hoeft echt niet elk detail te weten, om toch de grote lijn te snappen. Daar gaat het om bij deze opdracht.

Lees eerst de recensie op Sevendays.nl over de Netflix-serie 'The letter for the King'. Klik op:

Recensie Sevendays

Lees nu de recensie van de Volkskrant. Klik op: Recensie Volkskrant

4. Leg uit waarom De brief voor de koning een 'coming of age'-verhaal wordt genoemd. Als je de betekenis niet kent, zoek je eerst op wat dit betekent.

5. In beide recensies wordt genoemd dat er in de serie veel is afgeweken van het boek. Zo zijn er in de Netflix-serie veel meer meisjes in het verhaal dan in het boek. Ook zijn de jongens niet zo 'heldhaftig' als in het boek.

a) Waarom zouden de seriemakers hiervoor hebben gekozen?

b) Vind jij het kunnen dat een filmmaker het verhaal zo aanpast, of vind je dat het originele verhaal altijd moet worden aangehouden? Leg dit uit met een argument.

In de Volkskrant-recensie staat dat het begin van het boek heel anders is dan het begin van de serie. De journalist vindt dit kennelijk jammer. Lees eerst het boekfragment (zie kader) en kijk daarna het begin van aflevering 1 op Netflix. Als dit niet lukt, lees dan de recensie nog eens goed. Dan kun je deze vraag ook goed maken:

 

Fragment uit De brief voor de koning

auteur: Tonke Dragt

uitgever: Leopold

Achtenvijftigste druk 2020

Eerste druk: 1962

 

1 De nachtwake in de kapel

Tiuri lag geknield op de stenen vloer van de kapel en staarde naar de bleke vlam van de kaars die voor hem stond.

   Hoe laat zou het zijn? Hij moest ernstig nadenken over de plichten die hij zou hebben als hij eenmaal ridder was, maar zijn gedachten dwaalden telkens af. Soms dacht hij zelfs helemaal niet. Hij vroeg zich af of zijn vrienden hetzelfde voelden.

   Hij keek naar opzij, naar Foldo en Arman, naar Wilmo en Jioesipu. Foldo en Wilmo tuurden naar hun kaarsen, Arman had zijn gezicht in zijn handen verborgen. Jioesipu zat rechtop en staarde naar boven, maar plotseling veranderde hij van houding en keek Tiuri recht in het gezicht. Ze bleven elkaar een poosje aankijken; toen wendde Tiuri zijn hoofd af en richtte zijn ogen weer op de kaars.

   Waar zou Jioeisipu aan denken?

   Wilmo bewoog zich en maakte een krassend geluid met zijn schoen o ede vloer. De anderen keken allemaal tegelijk zijn kant uit. Wilmo boog zijn hoofd alsof hij zich schaamde.

   Wat is het stil, dacht Tiuri even later. Zo stil is het in mijn leven nooit geweest. Ik hoor alleen onze ademhaling, en misschien, als ik goed luister, het kloppen van mijn eigen hart…

   De vijf jongelieden mochten niet met elkaar praten, geen woord mochten ze zeggen, de hele nacht. En met de buitenwereld mochten ze helemaal geen verbinding hebben. Ze hadden zelf de deur van de kapel op slot gedaan en morgenochtend, om zeven uur, zouden ze hem weer openen, als de ridders van koning Dagonaut hen kwamen halen.

   Morgenochtend! Tiuri zag de feestelijke optocht voor zich: de ridders op hun mooi opgetuigde paarden, de kleurige schilden en de wapperende banieren. Zichzelf zag hij ook, gezeten op een vurig paard, gehuld in een blinkend harnas, met helm en wuivende vederdos.

Hij schudde dit beeld van zich af. Hij moest niet denken aan de uiterlijke dingen van het ridderschap, maar zich voornemen trouw en eerlijk, dapper en hulpvaardig te zijn.

   Het kaarslicht deed pijn aan zijn ogen. Hij keek naar het altaar, waar de vijf zwaarden klaarlagen. Erboven hingen de schilden; ze glansden in het flakkerende licht van de kaarsen.

   Morgen zullen er twee ridders zijn die hetzelfde wapen voeren, dacht hij, vader en ik. Zijn vader heette ook Tiuri, ‘de Dappere’ werd hij genoemd. Zou hij nu wakker liggen en denken aan zijn zoon? Ik hoop, dacht trui, dat ik net zo’n goed ridder zal worden als hij.

   Even later kwam er een nieuwe gedachte bij hem op. Stel je voor dat er nu iemand op de deur klopt! We zouden dan niet open mogen doen. Hij herinnerde zich iets wat ridder Fartumar, wiens schildknaap hij was geweest, hem eens had verteld. Toen die de nacht voor zijn ridderslag waakte in de kapel, werd er plotseling hard op de deur gebonsd. Hij was daar toen met drie vrienden, maar geen van allen hadden ze opengedaan. Gelukkig maar, want later bleek dat het een dienaar van de koning was geweest, die hen op de proef wilde stellen.

   Tiuri keek weer naar zijn makkers. Ze zaten nog in dezelfde houding. Het was zeker al na middernacht. Zijn kaars was bijna opgebrand; hij was de kortste van de vijf. Misschien kwam dat doordat hij het dichtst bij een raam zat. Het tochtte hier, hij voelde telkens een koude luchtstroom langs zich gaan. Als mijn kaars uit is, steek ik geen nieuwe aan, dacht hij. Het leek hem prettiger in het donker te zitten, zodat de anderen hem niet konden zien. Hij was niet bang dat hij in slaap zou vallen. Sliep Wilmo? Nee, hij bewoog zich.

   Ik waak niet op de goede manier, dacht Tiuri. Hij vouwde zijn handen en vestigde zijn ogen op het zwaard, dat hij alleen voor een goede zaak zou mogen gebruiken. Hij sprak bij zichzelf de woorden die hij de volgende dag tot koning Dagonaut zou zeggen. ‘Ik beloof als ridder u trouw te dienen, en evenzo al uw onderdanen, en ook iedereen die mijn hulp inroept. Ik beloof…’

   Toen werd er op de deur geklopt - zacht, maar heel goed hoorbaar. De vijf jongelieden hielden hun adem in, maar ze bleven onbeweeglijk zitten.

   Weer werd er geklopt.

   De jongelieden keken elkaar aan, maar ze spraken geen woord wen verroerden zich niet.

   Ze hoorden dat er aan de knop van de deur werd gedraaid. Daarna klonk er het geluid van voetstappen die langzaam wegstierven.

   Ze slaakten een zucht, alle vijf tegelijk.

   Nu is het gebeurd, dacht Tiuri. Het was vreemd, maar hij had het gevoel dat hij daar op gewacht had, al de tijd die hij had gewaakt. Zijn hart bonsde zo luid, dat het hem voorkwam dat de anderen het ook moesten horen. ‘Kom, blijf kalm,’ zei hij tot zichzelf. ‘Misschien was het een vreemdeling die niet wist dat wij hier waken, of iemand die ons wilde plagen, of op de proef stellen…’

   Toch bleef hij gespannen wachten of hij weer iets hoorde. Zijn kaars vlamde even heel helder op, en doofde toen uit, met een zacht sissend geluid. Nu zat hij in het donker.

    Hij wist niet hoeveel tijd er voorbij was gegaan, toen hij boven zijn hoofd een zacht gerucht hoorde. Het was alsof iemand met zijn nagels tegen het raam kraste!     

   En toen hoorde hij een stem, zacht als een ademtocht, die zei: ‘In Gods naam, doe de deur open!’

 

6. Vergelijk je gelezen bladzijden met de aflevering (1) over 'de proef' of met de tekst in de Volkskrant-recensie over dit fragment. Welke verschillen en overeenkomsten zie je? Wat spreekt jou meer aan?

7. Schrijfster Tonke Dragt verzon dit verhaal toen zij werkte als tekenlerares. Ze vertelde dit verhaal in de klas, telkens een stukje. Dragt vertelt dat zij aan leerlingen vroeg: wat zou jij doen als jij Tiuri was? Zou jij opendoen? Iedereen zegt snel nee. Maar als als degene buiten de deur nu eens in nood was, om hulp vroeg? Wat dan? Een ridder moet namelijk altijd bereid zijn om te helpen. Wat zou jij doen? En waarom?

In een boek kun je met een hoofdpersoon meeleven doordat je ziet wat hij doet, zegt en denkt. In het boek kun je toch altijd zijn/haar gedachten 'meelezen', omdat de schrijver die opschrijft. In een film/serie is dat anders. Een regisseur zoomt in op de hoofdpersoon, dit heet een close-up. Je ziet dan een gezicht van dichtbij, zodat je dit als het ware kunt 'lezen'.

8. Hoe 'zie' je in de 'op-de-proef'-scene in de Netflix-serie wat de gedachten zijn van Tiuri? Beschrijf een aantal gedachten van hem, zoals jij ze in een boek zou opschrijven.

9. Omdat Tiuri de deur heeft opengedaan, zit hij opeens midden in een avontuur. Hij krijgt een belangrijke, geheime brief die hij naar een onbekende koning moet brengen. Wat zou er in die brief staan?

a) Schrijf in ongeveer 5 zinnen wat er volgens jou in die belangrijke brief staat (dus jouw eigen tekst!).

b) Als jij een van Tiuri's metgezellen was, was jij nu waarschijnlijk bang of boos. Wat zou jij tegen Tiuri zeggen om hem te overtuigen de brief wel of niet naar de koning te brengen? Schrijf dit op in ca. 25 woorden.

10. Zou jij het hele boek verder willen lezen, of liever de hele serie willen kijken? Waarom wel of waarom niet? (Allebei mag natuurlijk ook!). Leg dit uit met twee argumenten.