Of je eigenaarschap kunt vergroten in de school en in de klas, is afhankelijk van een aantal factoren: verschillen in onderwijsconcepten, het schoolklimaat, groepsomstandigheden, leerkrachtgedrag, de organisatie van de les en in welke mate leerlingen leiderschap hebben over hun eigen leerproces.
Eigenaarschap gaat over motivatie, betrokkenheid, zelfsturing en metacognitieve vaardigheden. Daarvoor heb je cognitieve vaardigheden, cognitieve leerstrategieën, goed ontwikkelde executieve functies en een bepaalde mate van zelfstandigheid nodig (Eigenaarschap, d.o.).
Eigenaarschap is in het onderwijs steeds belangrijker geworden, de rol van de leerling verandert steeds meer van passieve ontvanger, naar een actieve deelnemer aan zijn eigen leerproces. Dat is niet alleen belangrijk als leerlingen naar het voortgezet onderwijs gaan, maar ook later in hun werk zal dit steeds belangrijker zijn.
Leerlingen zijn vaak nog niet zo ver dat ze een goede zelfsturing hebben en volledig zelfstandig kunnen leren. Dit komt omdat de hersenfuncties die voor dit leergedrag nodig zijn, nog niet volledig zijn ontwikkeld. Het denkvermogen rijpt nog voor een groot gedeelte tijdens de adolescentie, maar zelfsturing en ook de ontwikkeling van executieve functies kunnen wel gestimuleerd worden (Leerling, 2020). Welke groepsomstandigheden zijn hierbij belangrijk?
Om zelfsturing te stimuleren is het belangrijk dat de leerkracht een motiverende rol op zich neemt, waarbij hij de leerlingen uitdaagt, inspireert en voorziet van gepaste feedback. Daarnaast is het belangrijk dat (Leeling, 2020).
De leerkracht expliciete instructie geeft over zelfregulerende strategieën, die geïntegreerd zijn in de verschillende vakken
Dat de leerkracht in gesprek met de leerlingen gaat over leren, leerprocessen, het vergaren van kennis en de doelen
Er een geleidelijke overgang plaats vindt van sturing door de leerkracht naar zelfregulatie van de leerlingen
De leerlingen gestimuleerd worden om hardop te denken
Er een ondersteunende omgeving aanwezig is, waarbij er sprake is van aanmoediging en veiligheid
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op deze ondersteunende omgeving, waarin ook de leerkracht een belangrijke rol speelt.
Als we het hebben over een ondersteunende omgeving, dan hebben we het over een positieve leeromgeving en een goed pedagogisch klimaat.Om een positieve leeromgeving te ontwikkelen is het belangrijk om aandacht te besteden aan groepsvorming. Voornamelijk in de eerste zes weken van het schooljaar is dit belangrijk, we noemen dit dan ook de gouden weken. Groepen maken altijd een aantal fases door. Door als leerkracht te anticiperen op het verloop van deze fases, kun je dit proces beïnvloeden en hiermee zorgen voor een goed groepsklimaat en een positieve groep. Dit voorkomt veel gedragsproblemen. Een positieve groep kenmerkt zich doordat de groepsleden eensgezind en gemotiveerd zijn om groepsdoelen te behalen, groepsleden zich medeverantwoordelijk voelen voor de sfeer en de resultaten in de groep, respect hebben voor elkaar en voor elkaars mening en bereid zijn tot samenwerking (Van Engelen, 2014).
Een positieve groep heeft een positief effect op het pedagogisch klimaat. In een veilig pedagogisch klimaat is er goed contact tussen de leerkracht en de leerlingen en tussen de leerlingen onderling. Ze ervaren dat ze erbij horen en dat ze ertoe doen. Ze voelen zich veilig (van der Wolf & van Beukering, 2013). De basis van een goede relatie is vertrouwen. De leerkracht is hierin zelf het rolmodel. Hij geeft de leerling positieve aandacht en is betrokken bij de leerlingen. De leraar kan de relatie vergroten door interesse te tonen in de leerling, informele gesprekjes aan te knopen, affectie en nabijheid te tonen en elke dag te starten met een schone lei (van Overveld, 2014).
Naast een goede relatie met de leerkracht is het belangrijk dat de leerlingen het gevoel hebben dat ze competent zijn en dat ze leren om zelfstandig te functioneren. Daarnaast heeft de leraar oog voor de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen. De leraar heeft hoge verwachtingen en hij heeft een ondersteunende en positieve houding (van der Wolf & van Beukering, 2013).
Van der Wolf en van Beukering (2013) stellen daarnaast dat een goede basishouding van de leerkracht is vereist. Het is belangrijk dat de leerkracht een rolmodel is, waarbij hij voorbeeldgedrag laat zien in houding, gezichtsuitdrukking en stemgebruik. Een goede leraar is duidelijk over zijn eigen rol, benadrukt het belang van de gedragsregels in de klas, is geduldig en consequent en werkt constructief samen met ouders. Daarnaast is het belangrijk dat de leerkracht vraagt om feedback van collega’s en reflecteert op zijn eigen handelen (van der Wolf & van Beukering, 2013).