(V)SO

In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven van de enquête die afgenomen is onder de leerkrachten van twee scholen. De eerste school betreft het voortgezet speciaal onderwijs, de tweede school betreft het speciaal onderwijs.
 
Kennis
Op de vraag of collega’s voldoende kennis bezitten van eigenaarschap geeft het merendeel van de eerste school (64%) aan dat zij weten wat eigenaarschap inhoudt. Wanneer gekeken wordt of docenten binnen de lessen verschillende leerstrategieën toepassen is er een positieve verschuiving naar eens en helemaal mee eens. Een groot deel van de docenten is het oneens met de vraag of de leerling een doelstelling op kan stellen, uitvoeren en actief bezig kan zijn met zijn werk en opdrachten.
Op de tweede school geeft 90% van de ondervraagden aan dat zij zelf over voldoende kennis en vaardigheden beschikken om eigenaarschap in te zetten en dat zij voldoende leerstrategieën aanbieden. Eén derde vindt dat de leerlingen zelf weten hoe ze hun eigen leerdoelen op kunnen stellen en uitvoeren, één derde vindt dat ze dit niet weten en 40% is in deze neutraal. Opgemerkt met worden dat deze enquête door zowel collega’s van het SO als het VSO is ingevuld. De vaardigheden die de leerlingen bezitten kan daardoor verschillen.
 
Engagement
Binnen dit onderwerp zijn de vragen gericht op de persoonlijke leerstrategieën, eigen tempo en of zij het onderwijs als persoonlijk ervaren. Opvallende uitkomst in het VSO is dat in de uitkomsten per vraag erg uiteenlopen van helemaal eens tot oneens. Leerlingen kunnen op hun eigen tempo werken scoort 90% eens, maar bij werken op  eigen manier is de score  op neutraal 64% of lager scoort. Op vraag of de leerling het onderwijs persoonlijk zal ervaren is een groot deel oneens/neutraal (82%). 
Op de tweede school vindt het merendeel van de ondervraagden, respectievelijk 80% en 90%, dat hun leerlingen actief aan het werk zijn, op hun eigen manier kunnen leren op school en het onderwijs als persoonlijk ervaren. 100% vindt dat de leerlingen op hun eigen tempo kunnen werken.
 
Zelfregulatievaardigheden
36% van de docenten uit het VSO geeft aan dat zij gesprekken te voeren over gestelde doelen en de leerlingen de ruimte geven om zelf een planning te maken. De overige docenten zijn hierin neutraal. 
Op de tweede school wordt op de vraag of leerkrachten veel gesprekken voeren met de leerlingen over hun getelde doelen door 40% aangegeven het ermee eens te zijn, 30% is het oneens en 30% is in deze neutraal. Op dit gebied zijn de meningen uiteenlopend. Ook dit verschil zou hem kunnen zitten in SO en VSO.
Op de vraag of leerlingen in de les de mogelijkheid hebben om zelf een planning te maken en deze uit te voeren is het merendeel het hiermee oneens (60%), een klein deel (20%) is het hiermee eens en nog eens 20% is neutraal.
 
Metacognitieve vaardigheden
Op de vraag in welke de mate de leerling binnen het leerproces gestimuleerd wordt, feedback krijgt en betrokken wordt bij zijn eigen leerproces blijkt dat het grootste deel is het eens is (gemiddeld 48 %). Ditzelfde percentage geldt ook op de vraag of de rol van docent verschuift naar die van coach.
Als het gaat om de vaardigheden van de leerlingen om zelf leerstrategieën in te zetten, is de helft van de tweede school het hiermee eens en één derde van de ondervraagden is het hiermee oneens. Een klein deel (20%) is neutraal. Alle ondervraagden stellen hun leerlingen veel vragen om het leerproces te stimuleren en een groot deel (90%) geeft de leerlingen feedback op hun leerproces. Het merendeel (70%) vindt dat de rol van de leerkracht verschuift van docent naar coach, 10% is het hiermee oneens en 20% is neutraal.
 
In het VSO komt naar voren dat veel leerlingen bij het leerproces worden betrokken en er al veel gesprekken worden gevoerd met leerlingen. De leerkrachten stellen doelen en vinden het belangrijk dat de doelen ook uit de leerlingen zelf komen. Daarnaast geven docenten aan dat dat zij in eigenaarschap een mogelijkheid zien dat leerlingen zelfstandig kunnen werken en meer gemotiveerd zijn. Door de leerlingen verantwoordelijk te maken worden ze regievoerder over hun eigen toekomst. Een aantal leerkrachten geeft aan dat de doelgroep best zelf doelen kan stellen en deze bewaken, maar dat zij niet altijd de competenties bezitten om zelf te bepalen wat er gedaan moet worden. Een leerkracht stelt dat de leerling in de leraar een coach hebben die het proces stuurt en toezicht blijft houden op de uitvoering en resultaat. 
Bij de tweede school geeft 10% van de leerkrachten aan de leerlingen niet te betrekken bij hun eigen leerproces. 90% doet het anders, bijvoorbeeld door te bespreken wat ze eerst niet konden en nu wel, te evalueren en directe feedback te geven (nabijheid van de leerkracht), praktische voorbeelden te geven of hier met de leerlingen over te praten.
Het verschil tussen SO en VSO is duidelijk terug te zien in de open vragen. Ook zit er een verschil tussen de reguliere groepen en de zorggroep. Waar de ondervraagden uit het VSO aangeven dat ze veel bezig zijn met gesprekken en het stellen van eigen doelen, geven de ondervraagden uit het SO aan dat ze het niveau van de leerlingen hiervoor (nog) niet toereikend vinden. Daarnaast wordt aangegeven dat het inzicht in hun eigen leerproces voor deze doelgroep erg moeilijk is en dat leerlingen weinig besef hebben van hun eigen leerontwikkeling.
Op de vraag wat de ondervraagden doen om het eigenaarschap van de leerlingen te vergroten wordt genoemd: doelen stellen en doelen bespreken, middelen inzetten zoals het kiesbord, pictogrammen en de time-timer, het zichtbaar maken van de doelen, gesprekken, evalueren en positieve feedback.