Organisatie van de les

Of je eigenaarschap kunt vergroten in de school en in de klas, is afhankelijk van een aantal factoren: verschillen in onderwijsconcepten, het schoolklimaat, groepsomstandigheden, leerkrachtgedrag, de organisatie van de les en in welke mate leerlingen leiderschap hebben over hun eigen leerproces.
 
Eigenaarschap gaat over motivatie, betrokkenheid, zelfsturing en metacognitieve vaardigheden. Daarvoor heb je cognitieve vaardigheden en leer strategieën, goed ontwikkelde executieve functies en een bepaalde mate van zelfstandigheid nodig (Eigenaarschap, d.o.).
Eigenaarschap is in het onderwijs steeds belangrijker geworden, de rol van de leerling verandert steeds meer van passieve ontvanger, naar een actieve deelnemer aan zijn eigen leerproces. Dat is niet alleen belangrijk als leerlingen naar het voortgezet onderwijs gaan, maar ook later in hun werk zal dit steeds belangrijker zijn.
Leerlingen zijn vaak nog niet zo ver dat ze een goede zelfsturing hebben en volledig zelfstandig kunnen leren. Dit komt omdat de hersenfuncties die voor dit leergedrag nodig zijn, nog niet volledig zijn ontwikkeld. Het denkvermogen rijpt nog voor een groot gedeelte tijdens de adolescentie, maar zelfsturing en ook de ontwikkeling van executieve functies kunnen wel gestimuleerd worden (Leerling, 2020). Hoe organiseer je dat in de les?
Om zelfsturing te stimuleren is het belangrijk dat de leerkracht een motiverende rol op zich neemt, waarbij hij de leerlingen uitdaagt, inspireert en voorziet van gepaste feedback. Daarnaast is het belangrijk dat (Leerling, 2020):
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op deze expliciete instructie. Een goede organisatie van de les is altijd belangrijk voor een goed verloop van de dag en voor het stimuleren van het leerproces bij leerlingen. Dat is bij het creëren van eigenaarschap bij leerlingen niet anders.
 
Als we het hebben over expliciete instructie over zelfregulerende strategieën, die geïntegreerd zijn in de verschillende vakken, dan hebben we het over het EDI-model. Het EDI-model wat staat voor expliciete directe instructie. Dit model zorgt voor een kwalitatief goede instructie, wat de leseffectiviteit verhoogt. Het zorgt voor succeservaringen en betere leerprestaties bij alle leerlingen (Hollingsworth & Ybarra, 2019).
Het EDI-model bestaat uit de volgende zeven stappen: activeren van voorkennis, lesdoel benoemen op proces en product, instructie op het belang van het lesdoel, het concept en de vaardigheden, begeleide inoefening, zelfstandige verwerking, verlengde instructie en lesafsluiting met evaluatie op proces en product en feedback, zie figuur 1.
 
Bij het EDI-model wordt niet alleen het lesdoel voor de leerlingen benoemd, maar ook het belang van de les en van het lesdoel wordt verduidelijkt voor de leerlingen. Daarnaast wordt hardop denken gestimuleerd, doordat de leerkracht dit harop denken voordoet. Dit wordt ook wel ‘modellen’ genoemd. Er zijn daarnaast veel mogelijkheden om te differentiëren tussen leerlingen, doordat er naast zelfstandige verwerking, mogelijkheid is tot verlengde instructie. Zo kan elke leerling zijn/haar eigen doel behalen (Hollingsworth & Ybarra, 2019). Daarnaast speelt het geven van feedback een belangrijke rol. De leerkracht heeft de cruciale taak om feedback, feedup en feedforward te geven zoals Hattie & Timperley (2007) dit bedoeld heeft.
 
Een manier om een goede EDI-les te geven is het visueel zichtbaar maken van de lesdoelen (Hattie, 2013). De doelen worden meestal besproken, maar door ze op het bord te schrijven, op het digibord te laten zien of ze op te hangen in de klas, wordt het duidelijk aan welke doelen de leerlingen werken. Een voorbeeld daarvan is de doelenmuur, deze komt voort uit het opbrengstgericht werken.
Hattie (2013) heeft daarnaast twee belangrijke adviezen aan leerkrachten: kijk door de ogen van leerlingen en help leerlingen hun eigen leraar te worden.

Figuur 1: Hollingsworth, J. & Ybarra, S. Nederlandse bewerking door: Schmeier, M. (2019) Expliciete directe instructie, tips en technieken voor een goede les. Pica