5.5.3. Het proces zelf

Om alle oorlogsmisdadigers te berechten, zijn meerdere processen gehouden. Toch wordt in de geschiedenis vaak gesproken over ‘het proces van Neurenberg’. Het gaat dan om de zittingen die plaatsvinden tussen 20 november 1945 en 1 oktober 1956 en die gericht zijn tegen een twintigtal belangrijke spelers binnen het naziregime. Onder hen zijn bijvoorbeeld Hermann Göring, plaatsvervanger van Hitler en leider van de Duitse luchtmacht, en Karl Dönitz; de opvolger van Hitler die een belangrijke functie bekleedde in de Kriegsmarine. De rollen van de andere aangeklaagden variëren van nazi-journalistiek tot een leidende functie binnen de Hitler Jugend. Ook enkele ministers, onder wie de ministers van Binnenlandse, Buitenlandse en Economische Zaken, zullen worden berecht.

Voorafgaand aan de processen wordt bewijsmateriaal verzameld dat tijdens de zittingen wordt aangedragen. Aangezien de Duitsers tijdens de oorlog alles nauwkeurig hebben vastgelegd en ze er slechts gedeeltelijk in geslaagd zijn om deze documenten te vernietigen, kunnen de aanklagers veel belastend materiaal naar voren brengen. Zo kunnen de misdadigers als het ware worden gestraft op basis van hun eigen documenten; de feiten liggen ten slotte onomstotelijk in hun eigen woorden op tafel. Het aandragen van de bewijzen dient een dubbel doel. Enerzijds is het bewijs nodig om de aangeklaagden te veroordelen, anderzijds is het belangrijk de wereld te overtuigen van de misdaden die hier hebben plaatsgevonden. Mensen wisten wel dat er iets speelde, maar wat dat precies was, bleef voor velen onbekend. Er zijn gedurende het proces een honderdtal journalisten aanwezig uit verschillende landen. De Duitse pers is hierbij met een handjevol verslaggevers zwaar in de minderheid.

             De ondervraging van Goring leidde tot veel ophef

Nadat de aangeklaagden lang als passieve toeschouwers hebben gefungeerd, mogen zij vanaf 8 maart 1946 zelf een verklaring afleggen. Göring is de enige die voortdurend tegen het proces in gaat. Hij geeft eerlijke antwoorden op de vragen die hem worden gesteld, maar wijkt ook voortdurend af van het onderwerp. Zo zou hij hebben gewezen op misstanden die door bijvoorbeeld Groot-Brittannië en de Verenigde Staten zouden hebben plaatsgevonden. Ook noemt hij het proces niets meer dan een ‘uiting van macht van de overwinnaars’. Verder legt hij uit hoe de nazi’s aan de macht zijn gekomen welke stappen er ‘nodig’ waren om die macht te behouden. Excuses biedt hij niet aan. Deze uitweidingen leiden tot groot ongenoegen onder de aanklagers, maar Lawrence doet er niets aan. Het feit dat Göring vrij mag spreken, moet eraan bijdragen dat er geen twijfel bestaat over de absolute onpartijdigheid van het strafhof. Het verdedigingsmateriaal van de andere verdachten bestaat vooral uit ontkenning en excuses, men beweert bijvoorbeeld niets te weten over het bestaan van concentratiekampen.

De uiteindelijke uitspraak volgt op de 315e dag, dinsdag 1 oktober 1946. Hermann Wilhelm Göring wordt net als elf anderen veroordeeld tot dood door ophanging. Anderen worden verdeeld tot (levens)lange gevangenisstraffen. Tot grote verbazing van velen worden drie verdachten, Schacht, Von Papen en Fritzsche, vrijgesproken. Dit zou het bewijs zijn van een echt proces: het Proces van Neurenberg zou eerlijk zijn verlopen en men zou zich niet tot het niveau van de vijand hebben verlaagd door zomaar iedereen de dood in te jagen. Deze ‘eerlijke’ beslissing van het internationaal militair tribunaal is echter van korte duur: enkele uren later worden de vrijgesprokenen alsnog door de Duitse politie gearresteerd. Van de geplande ter dood veroordeling van Hermann Göring en Martin Bormann komt niets terecht, omdat zij zichzelf in de dagen voor de voltrekking van de doodvonnissen van het leven beroven. Ook andere nazileiders ontlopen hun straf door het plegen van zelfmoord. Zo stierf Adolf Hitler al op 30 april 1945 in een bunker bij Berlijn, en zijn ook Heinrich Himmler, Joseph Goebbels en Adolf Eichmann al gestorven wanneer de berechtingsprocessen beginnen.

Tussen 1946 en 1949 worden nog twaalf nationale vervolgprocessen gehouden, uitgevoerd voor de Amerikaanse Militaire Rechtbank. In totaal worden hier ongeveer 180 mensen berecht, onder wie leden van de politie, bankiers, militaire leiders, ministers en andere vertegenwoordigers van de regering. De eerste rechtszaak is het artsenproces, waar de aanklacht gaat om experimenten op gevangenen. Andere processen gaan bijvoorbeeld om het verkondigen en uitvoeren van de Rassenwetten tegen de Joden of de moord op gijzelaars in Zuidoost-Europa. Sommige processen zijn direct tegen personen of organisaties als de SS gericht. Van alle beklaagden worden er uiteindelijk vierentwintig ter dood veroordeeld, waarvan de helft daadwerkelijk ter dood werd gebracht. Anderen kregen een gevangenisstraf opgelegd, die jaren na de zitting, op 31 januari 1951, werden verminderd. Vijfendertig beklaagden werden vrijgesproken.

 

Verloop van het proces https://youtu.be/Tt-T6j0ejHs