OMU Sneeuwpret

OMU Sneeuwpret 20-21

OMU Opdracht: Sneeuwpret

 

Naam leerling:

 

Start datum:

 

Vak(ken):

Kennis der Natuur

Docent(en):

Dennis & Hilde & Bayan

 

 

Wat ga jij als leerling doen?

Jij gaat verschillende opdrachten doen die te maken hebben met sneeuw.

Waarom ga jij deze opdracht doen?

Bij Kennis der Natuur gaat het ook over het weer. Nu het buiten heeft gesneeuwd is het leuk om te onderzoeken wat de eigenschappen zijn van sneeuw.

Hoe moet jij deze opdracht aanpakken

  • Deze opdracht kan je alleen of in tweetallen maken.
  • Onder deze uitleg staan verschillende soorten opdrachten die te maken hebben met sneeuw.
  • Kies minimaal twee opdrachten om te doen.
  • Laat je bewijs zien aan je klasgenoten en docenten.
  • Vraag om feedback bij deze opdracht.
  • Verbeter je opdracht met behulp van de feedback.
  • Voeg je bewijs toe aan je protfolio.

Bij wie kan jij hulp vragen?

  • Klasgenoten
  • Docenten.

Hoeveel tijd heb jij voor deze opdracht?

Maximaal twee lesuren (90 min).

Welk resultaat laat zien dat jij de opdracht goed hebt afgerond?

Jij hebt feedback ontvangen van jou klasgenoten of jouw docenten.

Jij hebt jouw opdrachten verbetert.

Jij hebt van twee opdrachten het bewijs in jouw portfolio gedaan.

Wat kan jij doen als jij klaar bent met de opdracht?

Reflectie

Na het maken van de opdracht, is het tijd voor feedback. Jij kan kiezen of jij zelf feedback geeft aan jou zelf, of dat jij iemand anders jou feedback laat geven. Iemand anders kan een medeleerling zijn, jouw juf of meester of familie. Vraag het feedback formulier aan jouw juf of meester.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Sneeuw opdrachten

 

 

Omschrijving

Bewijs

A.

Hoeveel woorden ken jij voor ‘sneeuw’ in andere talen? Schrijf deze in de sneeuw!

Foto

B.

Maak met de sneeuw een sneeuwpop. Jij kan proberen een mens te maken, maar ook een dier.

Foto

C.

Maak een zo hoog mogelijke toren van de sneeuw.

Foto

D.

Schrijf je eigen naam op een mooie manier in de sneeuw.

Foto

E.

Neem wat sneeuw mee naar binnen en laat het smelten. Kijk wat er gebeurd en omschrijf wat je ziet gebeuren.

Tekst (+foto)

F.

Bedenk welke speciale kleren er zijn voor in de sneeuw. Teken of plak afbeeldingen van deze kleding op een papier en zet de Nederlandse woorden erbij.

Tekening/afbeelding + tekst

G.

Maak een gladde baan op een heuvel en glij of slee naar beneden.

Foto

H.

Pak wat zout en strooi dat over een stukje sneeuw. Beschrijf wat je ziet gebeuren.

Tekst (+foto)

I.

Sneeuw is de vaste vorm van water. Binnen de scheikunde noemen we dat een fase.
Water kan van fase veranderen, dat noemen wij een faseovergang. Er zijn 6 verschillende fase overgangen en drie verschillende fasen.

Zoek online naar de fasedriehoek en neem deze over op papier.

Zet de namen van de fases van water erbij (ijs, water, waterdamp).

Tekst

J.

Zoek de sporen van verschillende dieren in de sneeuw. Maak hier foto’s van en zoek online op welke dieren hier bij horen.

Foto + tekst