1.2 Dieren met een geraamte

In de vorige tekst heb je gelezen over het dierenrijk, de verschillende diersoorten en dieren zonder geraamte. In deze tekst gaat het over dieren met een geraamte. In deze tekst gaat het over dieren met een geraamte. Dat zijn er heel veel. Daarom wordt deze verzameling dieren in kleinere groepen onderverdeeld. De verzameling bestaat uit vijf groepen.

In de eerste plaats de vissen. Vissen leven in het water. Ze halen adem door kieuwen en hun huid bestaat uit schubben.

Ten tweede zijn er dieren die op het land en óók in het water kunnen leven. Deze dieren noemen we amfibieën. Als ze jong zijn halen ze adem door kieuwen. Als ze ouder worden, halen ze adem met hun longen. Ze kunnen ook door hun huid ademhalen. Dit komt omdat hun huid helemaal kaal is. De kikker is een voorbeeld van een amfibie.

Ten derde zijn er de reptielen, zoals de slang. De meeste reptielen leven op het land. Ze halen adem met hun longen. Hun huid heeft leerachtige schubben.

In de vierde plaats zijn er de vogels. In Nederland zie je bijvoorbeeld veel eenden en mussen. Vogels leven bijna altijd in de lucht. Ze hebben hun vleugels waarmee ze kunnen vliegen. Vogels halen ook adem met hun longen. Op hun huid hebben ze veren en ze eten met hun snavel.

Ten slotte zijn er de zoogdieren. Deze worden zo genoemd omdat de jongen melk drinken aan de borst bij hun moeder. Zoogdieren halen adem door hun longen, net als reptielen en vogels. De meeste zoogdieren leven op het land. Voorbeelden van zoogdieren zijn honden, katten en paarden. En ook de mens behoort tot de zoogdieren.

Nieuwe woorden

ademhalen

de kieuw

de schub

de amfibie

de long

de kikker

het reptiel

de slang

leerachtig

de eend

de mus

de vleugel

de veer

de snavel

het zoogdier

het jong

de borst