Boeren maakten in het begin van de Middeleeuwen gebruik van het tweeslagstelsel. Ze stapten al heel snel over op het drieslagstelsel omdat dit productiever bleek.
Het tweeslagstelsel houd eigenlijk in dat de boer zijn grond in tweeën verdeelde. Om de beurten lag een stuk grond braak. Als er een helft braak lag dan werd de andere helft gebruikt voor het verbouwen van voornamelijk graan. Het volgende jaar werd de verbouwde grond braak gelegd en werd er op de andere helft voeding verbouwd.
Deze methode zorgde ervoor dat de grond goed bleef wat ten goede kwam van de opbrengst.
Boeren voorkwamen met het tweeslagstelsel uitputting van de grond. Als de grond te lang achter elkaar bezaaid werd, ontstond er een tekort aan mineralen in de grond. Dit zorgde er dan voor dat de opbrengst van de oogst qua omvang en kwaliteit terug liep.
Het tweeslagstelsel was een ideale oplossing.