We hebben het nu gehad over vleeseters (carnivoren), planteneters (herbivoren) en alleseters (omnivoren). Sommige dieren zijn zo gemaakt dat ze planten beter verteren, andere zijngemaakt om vlees ter verteren.
Dit zorgt voor het volgende probleem: sommige dieren moeten dus andere dieren opeten om aan hun voedingsstoffen te komen. Dit zorgt er voor dat er in de natuur 2 soorten dieren zijn:
- Prooidieren, zij worden opgegeten door andere dieren.
- Roofdieren (Predatoren), zij eten andere dieren op.
Een heel diersoort is of een prooidier of een predator, het heeft dus niets met het individu te maken. Ook kan het zo zijn dat een soort zowel een prooidier als een predator is.
Een kikker eet namelijk graag vliegen en is dus een predator van vliegen, maar een ooievaar eet de kikker weer op, waardoor de kikker dus een prooidier voor ooievaars is.
Hetzelfde geld voor slangen die muizen eten en zelf door roofvogels wordt opgegeten of krabben die mossels eten en worden opgegeten door een zeeotter.
Een schema waarin staat welk dier welk ander dier op eet noemen we een voedselketen. Hierin kan je precies zien welk organisme welk ander organisme nodig heeft om te leven.
Om duidelijker weer te geven op welke volgorde organismen geplaats zijn in een voedselketen, wordt een voedselketen ook wel in de vorm van een piramide laten zien. Hier kan je heel goed zien dat het onderste level altijd uit planten bestaat. Dat komt omdat zij hun energie uit zonlicht kunnen winnen. Bijna alle andere organismen kunnen dat niet en hebben dus de energie nodig die is opgeslagen in planten.
Ook zie je dat veel soorten zowel predator als prooidier zijn. Aleen het dier boven aan de voedselketen is geen prooidier. Veel diersoorten hebben zich aangepast in hun rol van of predator of prooidier.