Openstaan voor informatie: Het heeft pas nut om informatie te geven over ander gedrag als men er voor open staat om gedrag te willen veranderen. Bij het geven van de informatie is het belangrijk dat er rust is. Dus dat je niet afgeleid wordt door bijv. de telefoon. Een rustige positieve houding en een luisterend oor helpt bij het geven van informatie. Een goede sfeer is belangrijk voor een vertrouwensrelatie.
Informatie begrijpen: pas je taalgebruik aan de persoon die het gedrag gaat veranderen. Gebruik geen vaktaal en controleer steeds bij de ander of hij/zij je begrijpt. Geef ook niet te veel informatie in één keer, men moet het kunnen onthouden. Nodig de ander uit om vragen te stellen om de informatie duidelijk te krijgen. Een folder of een filmpje kan je informatie ondersteunen.
Motivatie om iets met de informatie te doen: Vraag of de informatie zin heeft gehad en of men bereidt is om het gedrag te willen veranderen. Als iemand het gedrag niet wil veranderen vraag dan naar de motivatie dat men dat niet wil. Je kunt dan nog wel samen kijken naar alternatieven die minder effectief zijn, maar toch het gedrag positief kunnen beinvloeden.
Daadwerkelijk in staat zijn om er iets mee te doen: Als het advies duidelijk is dan kan men bezig het gedrag te gaan veranderen. Je coached en stimuleert de ander om de gedragsverandering in te zetten en te ondersteunen.