In de lessen hiervoor hebben we het over ordening gehad en een aantal van de grotere groepen die we onderscheiden tijdens de eerste stappen van de ordening (schimmels, bacteriƫn, dieren en planten). Als het goed is weten jullie de volgorde van deze groepen van boven naar beneden. Als je dit vergeten bent kun je altijd nog terugkijken naar afbeelding 2 uit het boek.
Je weet dus dat al het leven eerst in 3 groepen is verdeeld, de domeinen. Het domein eukaryoten is vervolgens weer onder verdeeld in 4 rijken (dieren, schimmels, planten en protisten). Het rijk dieren is weer onderverdeeld in 7 stammen en zo worden de groepjes steeds specifieker en kleiner gemaakt.
Domeinen, rijken, stammen, klassen, orden, families, geslachten en soorten noemen we taxa. Een taxa is dus een groep waaronder een organisme dus onder verdeeld. Als we het over een laag taxon (enkelvoud van taxa) hebben gaat het over een taxon dicht bij het taxon 'Soort', dit is namelijk een heel kleine en specifieke groep van op elkaar lijkende organismen.
Hebben we het over een hoog taxon, dan hebben we het over een taxon dicht bij het taxon 'Domein'.
We weten bijvoorbeeld dat mossels en apen allebei dieren zijn. Ze zitten dus in hetzelfde rijk. We weten ook dat ze allebei in een andere stam zitten (mossels bij weekdieren, apen bij gewervelden). Het laatste gemeenschappelijk (wat ze allebei hebben) taxon van deze 2 diersoorten is dus het rijk (dieren).
De kunst van het ordenen (classifiseren/taxeren betekend allemaal hetzelfde) is dus zo goed mogelijk organismen bij elkaar plaatsen en bij de jusite stap in de verdeling uit elkaar te halen. Dat is in principe alles wat ordenen is. Wat je voor dit onderverdelen moet kunnen noemen we determineren; een organisme in verschillende stappen vergelijken op eigenschappen met andere organismen.
Om dit beter te begrijpen: lees paragraaf 8 uit je boek en maak de opdracht 70 tot en met 74.
Kijk vervolgens bij het volgende kopje voor de opdracht van deze week.