Dierlijke cellen hebben geen celwand en zijn daardoor vrij flexibel. Dit betekend dat veel dieren op een andere manier stevigheid moeten geven aan hun lichamen. Sommige dieren zijn klein en hoeven zichzelf niet rechtop te houden of leven in water waardoor dit makkelijker gaat.
Een manier om stevigheid te krijgen, is het hebben van een skelet. Dieren die die stevigheid niet nodig hebben hebben geen skelet. Dieren die wel een skelet nodig hebben, hebben een inwendig skelet of een uitwendig skelet. Het verschil tussen deze twee manieren van het hebben van een skelet zit in de naam. Dieren met een inwendig skelet hebben een skelet in hun lichaam. Dieren met een uitwendig skelet hebben het skelet vaak aan de buitenkant zitten als een soort pantser.
Kijk naar afbeelding 44 uit je boek om te zien hoe dit er bij verschillende dieren uit kan zien.