Kringactiviteit: De kinderen pakken een kaartje van de stapel met daarop een raadsel. De juf leest hem voor en het kind mag raden over welk dier het gaat.
Raadsels:
1.Ik ben wollig en ik kan wit, bruin of zwart zijn. (schaap)
2.Ik ben dol op gras en mijn kindje heet een kalf. (koe)
3. Ik rol graag in de modder en ik ben ook moddervet. (varken)
4. Ik leg elke dag een ei, ik heb veren en 2 poten. (kip)
5. Ik werk op de boerderij, ik geef de dieren te eten en rijd op mijn tractor. (boer)
6. Ik heb benen, manen en een hele lange staart. Als ik ren heet dat galopperen. (paard)
7. In de ochtend maak ik iedereen wakker met mijn roep. (haan)
8. Mijn moeder broedt 21 dagen en dan kruip ik eruit. (kuiken)