Opkomst van de universiteiten

De Sorbonne universiteit in Parijs

In de loop van 11e eeuw kwamen in Europa de universiteiten op. Dit waren uitvloeisels van de kathedraalscholen, waar steeds vaker naast monniken ook burgers onderwezen konden worden. Vaak begonnen de universiteiten in grote kathedralen. Soms werd er college gegeven op het moment dat er een kerkdienst bezig was. Dit was geen probleem, omdat de kathedralen enorme gebouwen waren. De eerste universiteit werd opgericht in Bologna, maar daarna kwamen er universiteiten in Parijs, Oxford, Cambridge, Siena, Napels, etc.

Op de universiteiten werd onderwezen in Latijns lezen, schrijven en begrijpen. Dit maakte het communiceren tussen landen een stuk eenvoudiger, precies zoals dat nu met het Engels het geval is. Andere vakken waren Geometrie (meetkunde), Filosofie, Rekenen (wiskunde), Sterrenkunde en Muziek. Later kon Theologie (godgeleerdheid) eraan toegevoegd worden. Onderdeel van de filosofie was het logisch redeneren.

Naast de kloosters waren de universiteiten belangrijke motors van de vooruitgang, zeker nadat de boekdrukkunst in de 15e eeuw was uitgevonden. Tot die tijd was men afhankelijk van monniken die hun leven voor een grote deel wijdden aan het overschrijven van boeken.

https://www.youtube.com/watch?v=IZUzQMPkxZA&list=PLi_srCikhtghrNa6Ti1d4aSyPQzQ3JI63&index=30