Friedrisch Nietzsche (1844-1900) had veel kritiek op zijn tijdgenoten. Hij verafschuwde veel, maar het christendom wel het meest. Hij had een eigen beeld over de vraag wat goed en wat kwaad was (moraal). De christelijke moraal werd gedomineerd door o.a. mededogen, naastenliefde, gelijkheid en tolerantie. Dat noemde hij de slavenmoraal. Hij bepleitte een "herenmoraal". Daarin stond kracht, sterkte en vooral geen mededogen centraal. Degenen die hun eigen moraal zelf wisten te bepalen, noemde Nietzsche de "übermensch".
Een centraal thema in zijn werk was de dood van God. Volgens Nietzsche hebben de mensen met hun burgerlijke leven God dood gemaakt. Het leven zonder God was zinloos, het had geen doel (nihilisme). Daarom was het leven een zware beproeving.
Omdat Nietzsche in zijn laatste 10 levensjaren geestelijk was ingestort en alleen maar kon leven als een kasplantje, heeft zijn antisemitische en fascistische zuster zich over hem ontfemd. In de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog werden zijn geschriften veel gelezen. Ook in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog hebben de geschriften een grote rol gespeeld. Hitler geloofde dat hij de übermensch was en het Duitse volk het herenvolk dat verder was in de evolutie dan de meeste andere volkeren. Nietzsche was de favoriete filosoof van Hitler, hoewel Nietzsche absoluut geen antisemiet was. In tegendeel zelfs.
Friedrich Nietzsche en het nihilisme https://www.youtube.com/watch?v=1TAoq1l9h8o&list=PLi_srCikhtgh3In8GGRQqMpE7Kvof2o63&index=17