Wat moet ik kennen en kunnen?
Zinsdelen
- Je kunt de persoonsvorm vinden in de zin;
- Je kunt het onderwerp vinden in de zin;
- Je kunt het werkwoorkwoordelijk gezegde vinden in de zin;
- Je kunt het lijdend voorwerp vinden in de zin;
- Je kunt het meewerkend voorwerp vinden in de zin;
- Je kunt de bijwoordelijke bepaling(en) vinden in de zin;
- Je kunt zinsdeelstrepen op de juiste plek zetten in een zin.
Woordsoorten
- Je kunt bepaalde en onbepaalde lidwoorden herkennen;
- Je kunt zelfstandige naamwoorden herkennen;
- Je kunt (stoffelijke) bijvoeglijk naamwoorden herkennen;
- Je kunt zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden herkennen;
- Je kunt aanwijzend en vragend voornaamwoorden herkennen;
- Je kunt voorzetsels herkennen;
- Je kunt bijwoorden herkennen.