PLANNING WEEK 46
Les | Onderwerp | Huiswerk |
---|---|---|
1 |
Vervalt i.v.m toetsweek |
|
2 | Start periode 2 Toetsevaluatie |
Geen |
3 |
Start H1: Spelling |
NN-online: |
LES 2
We gaan samen de toets bespreken en evalueren. Waarom doen we dit? Door te kijken naar de fouten die je hebt gemaakt en aan te geven wat de reden is van die fout, kun je ontzettend veel leren. En het helpt je bij het leren voor een volgende toets. Wat moet je niet doen en wat moet je nou juist wel doen.
LES 3
Hoofdletters en leestekens
Je gebruikt hoofdletters en leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
Zo gebruik je hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:
aan het begin van een zin: Mijn teamgenoot is een kei in smashen.
bij namen: Toon Verbraak, Noord-Brabant, Kinderdagverblijf ’t Boemeltje, Oosterplas, Stationsplein, Europese Unie, Marskramer.
Let op: tussenvoegsels, zoals de, van of van de schrijf je zonder hoofdletter als de voornaam of voorletter ervoor staat. Als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter: Ans van der Meer, mevrouw A.J. van der Meer-de Graaf, mevrouw Van der Meer-de Graaf.
bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Groningse, Spaans, Zuid-Afrikaanse. Géén hoofdletter krijgen de namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken: vrijdag, oktober, herfst, westen.
Zo gebruik je leestekens
Een punt komt na een gewone zin: Mijn buurmeisje zingt in een band.
Een vraagteken zet je na een vraag: Wat is hun repertoire?
Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk: Dat is fantastisch!
Een komma gebruik je:
tussen twee persoonsvormen: Als Elena wint, mag ze door naar de finale.
voor verbindingswoorden als doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.
Let op: Zet in het algemeen geen komma voor en en of.