PLANNING WEEK 03
Les | Onderwerp | Huiswerk |
---|---|---|
1 |
Huiswerk bespreken: |
Voor woensdag 15/01: |
2 |
Huiswerk bespreken: |
Voor dinsdag 21/01: |
3 |
'Wie is de Mol?' |
|
LES 1
Onderwerp van de tekst
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt met één woord of met een paar woorden zeggen wat het onderwerp is, bijvoorbeeld: Facebook of verschillende soorten vrienden. Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter als je hem helemaal gaat lezen.
Om het onderwerp te vinden, hoef je een tekst niet helemaal te lezen. Je leest de tekst alleen oriënterend, dat wil zeggen: je bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea. Alinea’s zijn de (genummerde) kleine stukjes waarin een tekst verdeeld is.
Zo vind je het onderwerp van een tekst:
1 Bekijk de tekst:
Kijk naar de titel.
Kijk naar de illustraties (plaatjes, foto’s, lijstjes, rijtjes of schema’s).
Kijk naar eventuele tussenkopjes (de ‘titels’ van tekstgedeeltes).
Let op anders gedrukte woorden (vet, cursief, GROOT of gekleurd).
2 Lees de eerste alinea; soms is die vetgedrukt.
3 Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?
LES 2
Deelonderwerpen
Een tekst is vaak verdeeld in een inleiding, een middenstuk (kern) en een slot. In het middenstuk – het grootste tekstdeel – staat de meeste informatie over het onderwerp. In dit deel van de tekst worden meestal verschillende aspecten (kanten, delen) van het onderwerp besproken. Dit noemen we deelonderwerpen. Bij het onderwerp ‘film’ passen bijvoorbeeld de deelonderwerpen ‘actiefilm’, ‘griezelfilm’ en ‘sciencefiction’. Soms bestaat een deelonderwerp uit één alinea, soms vormen enkele alinea’s samen een deelonderwerp. In dat laatste geval staat er weleens een tussenkopje boven het tekstgedeelte.
Deelonderwerpen
Ga na welke alinea’s over hetzelfde aspect van het onderwerp gaan. Lees daarvoor de tekst globaal: je leest dan vooral de eerste en laatste zinnen van alle alinea’s.
Als je alleen iets wilt opzoeken in de tekst, kun je ook zoekend lezen. Tussenkopjes helpen je bij het zoeken, net als anders gedrukte woorden (vet, cursief, onderstreept) en opvallende tekens (bolletjes, nummers, sterretjes).
LES 3