Wat moet ik kennen en kunnen?
Op de toets kan ik:
- hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens
gebruiken;
- komma's gebruiken;
- verkleinwoorden correct spellen;
- woorden met -i, ie en -y correct spellen;
- meervouden die eindigen op -en correct spellen;
- meervouden van woorden die eindigen op -ee en -ie correct spellen;
- woorden met au en ou correct spellen;
- meervouden die eindigen op -s correct spellen;
- woorden met ei en ij correct spellen;
- (stoffelijke) bijvoeglijk naamwoorden correct spellen;
- woorden met g, gg en ch correct spellen;
- komma's correct gebruiken;
- dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij citaten;
- woorden met c, cc, k en kk correct spellen.
De theorie is terug te vinden in je lesboek H1 t/m 6 van het onderdeel spelling.