In Medina sticht Mohammed de Islamitische staat, een staat op basis van de Islam waarvan Mohammed de leider was. Hij was de politieke en de geestelijke (godsdienstige) leider.
Steeds meer mensen aanvaarden Mohammeds leiding, in 630 gaven ook de inwoners van Mekka zich over. Toen Mohammed terugging naar Mekka ging hij naar de Kaäba, een gebouw in de vorm van een kubus waar veel godenbeelden stonden. Daar verwoestte hij samen met zijn volgelingen de beelden van de goden omdat hij in één god geloofde, Allah. De Kaäba werd nu volgens Mohammed een heilige plek voor de moslims. Later werd er een Moskee (islamitisch gebedshuis) rondom het gebouw gemaakt.