Voorbeeldoefening

We kunnen de reactiesnelheid meten door de concentratie van één of meer reagentia of reactieproducten te meten in functie van de tijd.  Bij de reactie:

Door de reactie neemt de [NO2] af. Daardoor neemt de botsingskans tussen moleculen NO2 af en loopt de reactie dus langzamer.

De hoeveelheid omgezet NO2 binnen elk volgend tijdsinterval is minder, dus de daling van de concentratie van NO2 is ook minder.
 
 
 

Concentratieverloop als functie van de tijd
Bron: McMurry & Fay,Chemistry

 

We kunnen voor dit voorbeeld de gemiddelde reactiesnelheid berekenen met onderstaande gegevens:
Stel dat in de eerste 20 seconden de concentratie van NO2 afneemt met 0,10 mol/L, dan is de gemiddelde reactiesnelheid gedurende dit tijdsinterval:
 
s = Δ[NO2]  =  -0,10 mol/l  =  0,00025 mol/(l.s) =  2,5 . 10-3 mol/(l.s)
      2 . Δt              2 . 20 s

We spreken van een gemiddelde reactiesnelheid. De snelheid is immers niet constant gedurende het tijdsinterval: s neemt af in de tijd. Dit kan je ook afleiden uit bovenstaande curve.