De zin van het leven

door Mark Eyskens

 

De zin van het leven is te zoeken naar de zin van het leven


Tijdens mijn drukke leven heb ik heel veel mensen mogen ontmoeten, en ik heb met vele gesprekspartners van gedachten kunnen wisselen, vaak over ernstige problemen. Maar nooit hoorde ik de existentiële problemen aankaarten: waarom leven wij? Is er leven na de dood en echt leven voor de dood? En wat is God?’ Wie is God? Op zich een vreemde vraag, want ze veronderstelt dat God wel degelijk bestaat. En dat is niet zo evident in tijden van Godsverduistering, die ingetreden zijn in het van oudsher christelijke Europa.

Em. prof. dr. Mark Eyskens, Minister van Staat

Weifelende gelovigen hebben problemen met het concept van een almachtige God terwijl zij leven in een onvolmaakte wereld. Hoe kan God tevens oneindig goed zijn en toch niet verhinderen dat onnoemelijk kwaad en vreselijke kwalen zich uitstorten over de mensheid? Covid-19 is er maar eentje van. Die paradox wordt hen door de media elke dag aangereikt.

De christelijke godsdienst deemstert ook weg omdat ons godsbeeld ontstaan is in het voor-wetenschappelijke tijdvak. Het stoelt op metaforen en beeldtaal met een voor de hedendaagse mens soms misleidende betekenis. Bovendien heeft de Kerk het als instituut moeilijk, met haar strakke dogmatische en bestuurlijke hiërarchie en interne schandalen. Weliswaar hechten de moderne media vooral belang aan het slechte nieuws.

Aanmoedigend voor de toekomst was ongetwijfeld het concilie Vaticanum II, waarvan de vernieuwende conclusies geleidelijk aan - ofschoon misschien te traag - worden toegepast. Ook de huidige paus Franciscus poogt door woord en daad de christelijke boodschap uit te dragen als heelmiddel (en heilmiddel) voor de huidige maatschappelijke problemen.

Veel jonge mensen hunkeren naar zingeving en naar inzichten die de horizon van de zichtbare wereld overschrijden.

Sinds de ontluikende homo sapiens rechtop is gaan lopen, naar de hemel keek en de wonderbaarlijke krachten van de natuur ontdekte, werd hij geconfronteerd met de transcendentie, dit wil zeggen het zijnsmysterie. Ondanks de fabelachtige ontdekkingen van de wetenschap heeft de moderne mens nood aan spiritualiteit, aan een visie die zin geeft aan het leven en aan geloof in de hoop dat het beter wordt. De zin van het leven bestaat erin te zoeken naar de zin van het leven. De hedendaagse geloofshoop doet ons hunkeren, zonder dat we het helemaal beseffen, naar een verloren paradijs. De waarden die daar heersen, worden niet teruggevonden in de natuur, die evolutionair onderhevig is aan de darwinistische ‘struggle for life’ en de dwang van het “selfish gene”

Dan heb ik het over de onbaatzuchtige liefde, goedheid, rechtvaardigheid, streven naar waarheid en schoonheid. Dat zijn in wezen niet-natuurlijke deugden, die niet van deze wereld zijn, maar die nodig zijn om de wereld te herscheppen en beter te maken. Deze deugden, belichaamd door ethische supermensen en heel in het bijzonder door Jezus Christus, openbaren de menswording van het goddelijke en oefenen een bovennatuurlijke aantrekkingskracht uit die we “de Goede God” kunnen noemen. Hij is geen fysische schepper, maar een morele herschepper van de werkelijkheid van en voor de mens.  

Aldus wordt een blijde boodschap verspreid die een hoopvol perspectief biedt: de God van de goedheid is de toekomst van de mensheid. Zo wordt gods-dienst mens-dienst. Het geloof in de herscheppende kracht van de God van het Goede en de Liefde geeft grote kracht aan mensen van goede wil. Niets is nutteloos, for better and for worse. Het bestaan is een worden dat verbeterd kan worden.

Want de evolutie van de mens is niet beëindigd. Die is wellicht pas begonnen. Hoe zal de mens eruit zien over 500, 1000, 10 000 of 100 000 jaar? Wordt de homo sapiens een robo(t) sapiens? Vele godsdiensten pogen een ideale toekomst voor de mensheid aan te kondigen en te bevorderen. Het gaat natuurlijk over het duiden van het transcendente. Daarover kunnen wij enkel stamelen met beelden, allegorieën, parabolen, verhalen.

Het leven op aarde kunnen we indelen in drie cruciale fasen en gebeurtenissen.

De vitalisatie van de anorganische stof of het ontstaan van de eerste levende cel uit dode materie. Nog steeds een enigmatische scheikundige reactie, die 3,5 miljard jaren geleden plaatsvond.

De hominisatie van het dierlijke leven of de menswording van het geëvolueerde dier, meer bepaald van de primaat ten minste 3 miljoen jaar geleden en het ontstaan van de zelfbewuste homo sapiens.

De divinisatie van de goede mens wat inhoudt dat de mens zich afzet tegen de door Darwin beschreven krachten van de evolutie, namelijk individueel en collectief egoïsme (onverdraagzaamheid, vijandschap, agressie, vormen van nationalisme, vreemdelingenhaat). De “struggle for life and the survival of the fittest“ leidt tot een gedrag dat in de Bijbel metaforisch is beschreven als de zondeval en de erfzonde.    Vandaag, nu de mens massavernietigingswapens tot stand heeft gebracht, kan collectief egoïsme leiden tot de uitroeiing van de mensheid en haar mensen.

De evolutie van de mens is echter niet beëindigd. Maar dank zij wetenschap en technologie krijgt hij hierop steeds meer vat en invloed “for better and for worse”. Zijn vrijheid laat hem ook toe alles te verknoeien. Een stille stem echter  - een transcendente intuïtie  -  leert hem dat de mens een goddelijk ideaal kan bereiken. Ook de auteurs van de bijbel waren zich hiervan bewust toen zij schreven dat de mens geroepen is te “gelijken op het beeld van God”. De mens wordt uiteraard geen God. Het gaat om de go(e)dwording van de mens als eindpunt van de evolutie (het punt omega van Teilhard de Chardin). Die veronderstelt de aanhoudende wenselijkheid van meer medemenselijkheid, gerealiseerd door naastenliefde, samenwerking, solidariteit, rechtvaardigheid, streven naar waarheid. Allemaal deugden die de natuur overschrijden en in die zin bovennatuurlijk en dus een goddelijke betekenis hebben.

Het Genesisverhaal is dus een toekomstverhaal: de mens ZAL geschapen worden naar het beeld en de gelijkenis van God, die de go(e)dheid is, die liefde is zoals Johannes schreef. Om het transcendente te duiden, gebruiken we uiteraard manke beelden, metaforen en allegorieën als gelukzaligheid, paradijs, hemel, verrijzenis of eeuwigheid. Er komt alvast een moment dat het worden geworden is. Dan is het gegrift op de vaste schijf van het Zijn. Dan blijkt dat God de toekomst is van ons mens-zijn.

Dat Zijn is een evidentie. Het grote raadsel blijft het worden van de mens. Troostend is alleszins de gedachte dat ons zoeken naar een zin, zin geeft aan ons mens-zijn. Aan het mens-zijn van de bewuste menselijke persoon komt geen einde, ook al sterft hij en verlaat hij de ruimtetijd om over te gaan naar het absolute zuivere Zijn, dat God kan worden genoemd. Deze intuïtie komt in vele godsdiensten voor maar ook in  de grammatica van een mooie taal als het Nederlands. Want van wie overleden is, zeggen wij: “hij IS geweest”,  wat betekent dat hij is opgenomen in het Zijn en dat zijn persoonlijk verleden onuitwisbaar en onomkeerbaar is geworden. Vonken van eeuwigheid schuilen in ieders bewuste verleden. Daarom is het zo belangrijk om van het leven met anderen het beste te maken.

Antropologie en theologie vloeien dus in elkaar. In het meer mens worden van de goede mens schuilt een goddelijke kracht die hem optilt tot een zijnskwaliteit die hem vergoddelijkt.

Alles kan dus worden samengevat in één zin.  Er is menswording van God en godwording van de mens.