Les 1

Beste leerlingen,

Deze les gaan jullie aan de slag met afleidingen en voorvoegsels. LEES de uitleg aandachtig, maak de opdrachten en kijk deze na!

 

Lesdoelen:

Aan het eind van deze les ...:


Theorie

Voor je aan de slag gaat met voor- en achtervoegselsis het van belang om te weten wat een afleiding is.

Afleiding
Eerder dit jaar heb je van alles geleerd over samenstellingen. Een afleiding lijkt wel een beetje op een samenstelling. Alleen waar het bij een samenstelling om twee woorden gaat die afzonderlijk gebruikt kunnen worden (tuin+man), heb je bij een afleiding te maken met een deel van het woord dat je niet zelfstandig kunt gebruiken.

Bijvoorbeeld bij het woord: verliefdheid.  Verliefd is hier wel een op zichzelf staand woord, maar -heid niet.


Meerdere voorbeelden van afleidingen zijn:

onschuldig, leesbaar, vriendelijk, bevriezen, respectloos, ex-president

Die delen die niet op zichzelf te gebruiken zijn, zijn voor- en achtervoegsels. Je gebruikt deze dus nooit los, maar juist in combinatie met een ander woord!

Het woord waarmee je het voor-/achtervoegsel kan combineren heet een grondwoord. Grondwoordenzijn woorden die je wel los kunt gebruiken. Het is de kortste vorm van het woord waarvan een afleiding wordt afgeleid.

 

Opdracht 1
Hieronder staan verschillende afleidingen. Benoem van elke afleiding het grondwoord en het voor-/achtervoegsel. Maak twee kolommen in je schrift waarbij je boven de eerste kolom grondwoord noteert en boven de tweede kolom voor-/ achtervoegsel.

1. gelukkig
2. jongentje
3. begripvol
4. goochelaar
5. werkbaar
6. onwerkelijk
7. misvatting
8. gevaarlijk
9. prehistorie


De antwoorden vind je hieronder:

antwoorden opdracht 1

 

Theorie
Voor veel woorden staat een voorvoegsel. Een voorvoegsel is een woord(je) dat voor het grondwoordstaat. En het grondwoord is het belangrijkste woord (zelfstandige naamwoord). Een grondwoord is op zichzelf te gebruiken. Een voorvoegsel kun je niet los gebruiken, maar dat moet altijd in combinatie met een ander woord staan.

 

Je hebt veel verschillende voorvoegsels, maar de meest voorkomende vind je in het schema hieronder.

voorvoegsels

betekenis

voorbeeld

a-, ab-

niet

asociaal, absent

anti-

tegen

antiroosshampoo

wan

slecht

wantrouwen, wanhoop

de-

slecht, naar beneden

defect, degradatie

des-

niet, geen

desinteresse

dis-

verkeerd, niet

diskwalificatie

ge-

 

gebeurd, geduld

be-

 

bedoel

ver-

 

verhaal

her-

opnieuw

heropvoeding, hergebruiken

inter-

tussen

interland

mis-

verkeerd

misoogst, mislukt

on-

niet

ongeïnteresseerd, ongeluk

over-

te veel

overspannen, overbelast

pre-

voor (van tijd)

prehistorie

non-

niet, zonder

non-actief

re-

opnieuw, in plaats van

reïntegratie, representatie

ex-

niet meer

ex-vriend

 

Waarschijnlijk gebruik je de meeste voorvoegsels al regelmatig. Een voorvoegsel kan je helpen om de betekenis van een woord te vinden. Daarvoor is het wel belangrijk dat je weet waar de verschillende voorvoegsels voor staan (zie schema).


Bijvoorbeeld in de zin: Plastic flessen kun je heel goed hergebruiken. Her betekent opnieuw. Hergebruiken is dus iets opnieuw gebruiken.

 

Opdracht 2
Hieronder zie je een schema staan met in de eerste kolom voorvoegsels. In de tweede kolom staan de grondwoorden. Zoek de juiste combinaties van de voorvoegsels en grondwoorden bij elkaar en schrijf de afleiding op. Vervolgens maak je er een zinnetje mee.


Schrijf het als volgt op in je schrift: re + integratie = re-integratie → Zij start een project van re-integratie.

voorvoegsel

grondwoord

afleiding

zin

on-

daad

 

 

ex-

kauwen

 

 

a-

hoop

 

 

her-

integratie

re-integratie

Zij start een project van re-integratie.

wan-

actief

 

 

non-

realistisch

 

 

inter-

sociaal

 

 

mis-

minister

 

 

re-

land

 

 

 

Klaar? Kijk na of je de juiste combinaties hebt gemaakt.

antwoorden opdracht 2

 

Opdracht 3
Maak onderstaande oefening over voorvoegsels.