Aanleiding
In een ideale (onderwijs) wereld stromen entreestudenten probleemloos door. Echter een flink deel van de entreestudenten heeft na de opleiding geen baan en participeert niet goed in een vervolgopleiding. Als gevolg hiervan switchen studenten van opleiding, lopen zij studievertraging op of vallen uit. Hiermee wordt duidelijk dat het behalen van een entreediploma geen goede voorspeller is voor succes binnen een niveau 2- opleiding. De oorzaak ligt volgens het OCW (2018) in de nog niet sluitende aanpak bij de overgang naar een vervolgopleiding of baan.
Afbakening
Binnen de entreeopleiding stromen studenten uit naar werk of naar een vervolgopleiding.Het Alfa-college beschrijft vanuit de visie op entreestudenten dat het doel is dat entreestudenten zoveel mogelijk opgeleid worden voor een niveau 2- opleiding. Het aantal entreestudenten dat doorstroomt naar een niveau 2- opleiding wordt steeds meer. Dit heeft te maken met een verdubbeling van het aantal studenten (van 16 naar 32 studenten). Om deze reden richt dit masterproject zich op entreestudenten die doorstromen naar een niveau 2- opleiding en wordt de uitstroom naar arbeid hier niet in meegenomen. Het Alfa-college heeft meerdere locaties, echter is er voor gekozen om het onderzoek te laten plaatsvinden op de locatie Hardenberg, dit houdt het onderzoek overzichtelijk. Hiermee kan er expliciet worden stilgestaan bij de ’eigen’ school waardoor veranderingen beter uitgevoerd en gemonitord kan worden. In het achterhoofd houdende dat een ‘blauwprint’ vanuit het onderzoek en ontwerp overdraagbaar en toepasbaar kan zijn voor andere locaties van het Alfa-college.
Er is een bewuste keuze gemaakt in welke verschillende niveau 2- opleidingen meedoen in het onderzoek. Op dit moment is er een werkgroep binnen het Alfa- college die een mbo brede opleiding aan het ontwikkelen is. Deze opleiding wordt vormgegeven met een afvaardiging van docenten vanuit de volgende niveau 2- opleidingen; Handel, Administratie, Transport& Logistiek en Dienstverlening & Zorg. Zelf maak ik deel uit van deze werkgroep vanuit de entreeopleiding (in het kader vanuit de te ontwikkelen doorlopende leerlijnen). Andere beroepsopleidingen zijn te beroepsspecifiek waardoor het Alfa-college heeft besloten dat zij niet aansluiten bij de mbo brede opleiding. Om deze reden is ervoor gekozen om het onderzoek te laten plaatsvinden met de niveau 2-opleidingen die betrokken zijn bij deze werkgroep (mbo breed).
Relevantie
De maatschappelijke opgave van het onderwijs is het vergroten van het loopbaanperspectief van entreestudenten. Deze opgave ligt vooral bij de docenten die de spil zijn in het onderwijs (Biesta, 2015). Aan docenten (teams) is het de taak om vanuit al hun passie en betrokkenheid het loopbaanperspectief van de entreestudent te vergroten en de opleidingen die hierbij betrokken zijn verder te professionaliseren. Hierbij gaat het om leren van en met elkaar om te komen tot kansrijke en werkzame oplossingen waarin gezamenlijk ‘doorstroom onderwijs’ wordt gemaakt. Dit vergt van de betrokken opleidingen en docenten meer duidelijkheid over de doorstroom en plaatsing van de student in een niveau 2- opleiding. Door helder te hebben waar entreestudenten aan moeten voldoen en ze beter voor te bereiden op niveau een 2- opleiding is de kans van slagen groter. Essentieel hierin is de samenwerking van docenten waarbij zij samen onderwijs vormgeven dat het loopbaanperspectief van entreestudenten vergroot. De student is immers van een school en niet van de docent of opleiding (Hattie, 2014).
Probleem
Enerzijds gaat het om entree- en niveau 2- docenten die het ontbreekt aan duidelijkheid over de ‘geschiktheid’ van entreestudenten. Entreestudenten zijn niet goed voorbereidt op een niveau 2- opleiding omdat het niet helder is waar entreestudenten aan moeten voldoen. Binnen het Alfa-college te Hardenberg ervaren zowel docenten als studenten dat een (goede) aansluiting van de entreeopleiding naar een niveau 2- opleiding ontbreekt met als gevolg dat studenten wisselen van opleidingen of uitvallen (OCW, 2018). Anderzijds gaat het om de verwachtingen die er zijn over deze aansluiting naar elkaar toe als (docenten) teams. Een structurele samenwerking om deze knelpunten op te lossen is niet aanwezig.
Er wordt wel getracht om samen te werken, maar hoe deze samenwerking georganiseerd wordt en waar die plaatsvindt is onduidelijk. De vraag is of bepaalde voorwaarden te benoemen zijn waardoor deze samenwerking goed kan geschieden en zo ja, waar deze voorwaarden dan uit bestaan. Aan de hand van deze kennis kunnen aanbevelingen worden gedaan om succesvolle samenwerking te laten plaatsvinden.
Doelstelling;
Dit ontwerpgerichte onderzoek richt zich op het samenwerken van entree- en niveau 2- docenten, wie gezamenlijk het onderwijs en de begeleiding van studenten binnen entree-en niveau 2- op elkaar afstemmen. Hierdoor ontstaat een leeromgeving waarin het succes op doorstroom van een entreestudent naar een niveau 2 - opleiding wordt vergroot.
Vanuit dit perspectief is de verandervraag geformuleerd:
Op welke wijze kunnen entree- en niveau 2- docenten samenwerken om de doorstroom van entreestudenten naar een niveau 2- opleiding te bevorderen?
Om antwoord te kunnen geven op deze verandervraag zijn deelvragen opgesteld. De theoretische vragen worden beantwoord aan de hand van (wetenschappelijke) literatuur. In de eerste deelvraag is er specifiek in de literatuur gezocht naar wat er nodig is in een leeromgeving om als entreestudent succesvol door te stromen. Een aspect wat hieruit kwam is het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen die vormgegeven moeten worden door nauwe samenwerking met (verschillende) opleidingen en docenten. Vanuit dit aspect is bij de tweede deelvraag in de literatuur gezocht naar hoe er gewerkt moet worden om tot succesvolle samenwerking te komen. Hiervoor is gekozen voor het model van Vroemen (2013) die op dit moment ook als tool wordt aangereikt door het Alfa-college zelf. Vanuit dit model wordt duidelijk dat het gaat om factoren waaraan een samenwerking moet voldoen wat een appél doet op het gedrag van docenten. In deelvraag drie is gezocht naar wat het vraagt van docenten om te kunnen samenwerken. Tot slot wordt er in deelvraag vier stilgestaan bij wat de organisatie kan bijdragen om te komen tot succesvolle samenwerking.
Onderzoeksopzet
Het onderzoek is gericht op de samenwerking van entree- en niveau 2- docenten. Er ligt een behoefte om te komen tot samenwerking en een verandering teweeg te brengen in de huidige situatie. Om een verandering teweeg te brengen is de mening van om alumni, entree- en niveau 2 docenten, de betrokken loopbaanadviseur en manager belangrijk. Het onderzoek heeft plaatsgevonden middels triangulatie: vanuit verschillende invalshoeken is getracht de verandervraag te beantwoorden, waardoor het onderzoek meer betrouwbaar is. Degene die bevraagd zijn, zijn allen betrokken bij het doorstroomproces van een entreestudent naar een niveau 2- opleiding. Data is verzameld door groepsgesprekken met zowel docenten als studenten. Aan de hand van deze uitkomsten is een vragenlijst uitgezet naar alle betrokken partijen (managers, entreeteam, niveau 2- opleidingsteams en het loopbaancentrum) met als doel meer data te verzamelen om te komen tot concrete wensen en behoeften ten aanzien van samenwerken.
Leeswijzer
Inhoudelijk is het masterproject opgebouwd in vier fasen. Elke fase beschrijft een deel van het plan welke geleid hebben tot het eindresultaat. Elke fase wordt geïntroduceerd door een inleiding op de fase en de werkwijze wordt beschreven. Elke fase wordt afgesloten met een reflectie op mijn rol als Master Leren en Innoveren in deze fase. Dit was een bewuste keuze omdat mijn intuïtie altijd mijn kompas is geweest in mijn handelen, waardoor ik stappen en mensen vergat in het proces. In de rol van innovator in de organisatie wil ik me eigen maken om mijn intuïtie anders ‘te voeden’. Door dieper in de context te duiken, te onderzoeken en in gesprek te gaan met stakeholders krijgt mijn intuïtie een fundament. Wat maakt dat ik niet hoef te overtuigen om anderen mee te krijgen in een veranderproces. Stilstaan als innovator in een veranderproces is voor mij belangrijk, het creëert (tijdelijke) afstand en rust waardoor ik kan terugblikken, overstijgen en overzien om vervolgens samen met anderen in het proces keuzes te maken in vervolgstappen.
Met deze reden is de reflectie vormgegeven middels het ALACT model van Korthagen (2019) dat hier in Figuur 1 is weergegeven. Het model hielp mij om situaties dieper te doorgronden wat heeft geleidt tot effectiever gedrag in de uitwerking van de te nemen vervolgstappen. De systematiek gaf mij overzicht en focus, waardoor ik ruimte voelde om tot stilstand te komen. Hierdoor is een soort ‘lint reflectie’ ontstaan die als rode draad dient in het masterproject. De leerwinst op mijn gehele masterproject is te vinden in mijn selfassessment die staat in mijn Portfolio 2.
Figuur 1. Reflectiemodel. Overgenomen uit De kracht van reflectie van Korthagen, F. & Nuijten, E., 2019 (https://korthagen.nl/wp-content/uploads/2019/04/Figuur-5.3-Het-model-voor-kernreflectie.pdf).
De fasen
Het startpunt is de verkenningsfase, in deze fase zijn gegevens verzameld over de context. Er is gesproken met studenten, docenten en andere betrokkenen waarin de knelpunten, wensen en behoeften zijn verkend. De verkenning maakte het onderwerp tastbaarder waarna de keuze voor het masterproject is gemaakt. In de fase definiëring werden de verzamelde gegevens verwerkt, geanalyseerd en gedeeld. De literatuur is geraadpleegd waardoor met de verkregen inzichten betekenis gegeven kon worden aan de uitkomsten. Ik sluit het onderzoek af met conclusies en aanbevelingen waaruit de ontwerpprincipes voortvloeien voor het formuleren van de verandervraag. De verandervraag met ontwerpprincipes is het uitgangspunt in de ontwerpfase. In deze fase staan de gezamenlijke oplossingen die bedacht worden om de knelpunten op te lossen centraal. Deze fase is vormgegeven middels de stappen van Design Thinking (2010) met als resultaat een ruwe schets van het ontwerp. Na evaluatie en verkregen feedback vindt bijstelling plaats van de ruwe schets waarna het ontwerp tot verfijning komt. Kennis delen en borgen een fase waarin nieuwe inzichten worden gedeeld en gebruikt. Essentieel hierin is dat het overdraagbaar en toepasbaar moet worden, waardoor het als stimulans dient om te komen tot borging in de organisatie. Het gaat om het vasthouden van de verbetering. Tot slot wordt het masterproject afgesloten met de opbrengsten en adviezen.
Vorm
Het masterproject is vormgegeven middels een ZIL (Zelf Instruerende Leerweg) welke mogelijke wordt gemaakt door Wikiwijs (www.wikiwijs.nl). Dit maakt het mogelijk dat een ieder die geïnteresseerd is, betrokken is en nieuwsgierig is middels een link deze ZIL kan inzien. Het is een online (leer)omgeving. Men kan deze alleen lezen. Deze ZIL maakt het mogelijk om filmpjes, foto’s, documenten en stukken tekst in verschillende hoofdstukken toonbaar te maken, waardoor de lezer per fase wordt meegenomen in het ‘master’ proces.