Wat kan ik straks?
Kennis
Aan het eind van dit thema kun je:
Geraamte
- De verschillende beenderen van het geraamte van een mens in een afbeelding benoemen.
- De functies van een geraamte omschrijven.
- Een mogelijk gevolg van overbelasting noemen.
- Het verschil tussen been en kraakbeen omschrijven.
Beenverbindingen
- Vier soorten beenverbindingen beschrijven en van iedere beenverbinding aangeven waar die in het lichaam voorkomt.
- De onderdelen van een gewricht benoemen.
- Drie soorten gewrichten beschrijven en van iedere soort aangeven waar die in het lichaam voorkomt.
Skelet en bewegen
- de functies van het skelet beschrijven.
- omschrijven hoe dieren zonder skelet aan hun stevigheid komen.
- omschrijven wat gewrichten zijn.
- omschrijven hoe spieren beweging mogelijk maken.
- (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken hoe spieren vastzitten aan het skelet.
- (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat het is tussen zoolgangers, teengangers en hoefgangers (topteengangers).
Spijsverteringsstelsel
- de belangrijkste organen van het spijsverteringskanaal herkennen.
- van ieder orgaan aangeven wat de functie van het orgaan is.
- de werking van gal en de verteringssappen beschrijven.
Hart en bloedsomloop
- in een afbeelding de onderdelen van het hart benoemen.
- de werking van het hart beschrijven.
- met behulp van een afbeelding duidelijk maken wat het verschil is tussen de grote en de kleine bloedsomloop.
- omschrijven welke type bloedvaten er zijn en wat de functie van ieder type bloedvat is.
Menstruatiecyclus
- het begrip menstruatiecyclus omschrijven.
- de 'weg van de eicel' tijdens de menstruatiecyclus beschrijven.
- beschrijven hoe het baarmoederslijmvlies verandert tijdens de menstruatiecyclus.
Zwangerschap
- beschrijven hoe het embryo zich ontwikkelt tijdens de zwangerschap.
- omschrijven hoe de foetus in de baarmoeder aan voedingsstoffen en zuurstof komt.
- drie stadia tijdens de geboorte beschrijven.
- twee voorbeelden beschrijven van prenatale diagnostiek.
Erfelijke eigenschappen
- omschrijven waarom nakomelingen lijken op hun ouders.
- van de begrippen chromosoom, gen, DNA aangeven wat ze te maken hebben met het doorgeven van erfelijke eigenschappen.
- omschrijven wat een karyogram is en aangeven op welk punt het karyogram van een vrouw verschilt met het karyogram van een man.
Mitose en meiose
- omschrijven wat een karyogram is en aangeven op welk punt een karyogram van een vrouw verschilt van een karyogram van een man.
- het verschil tussen geslachtscellen en lichaamscellen beschrijven.
- de verschillen uitleggen tussen mitose en meiose en aangeven wanneer er sprake is van mitose en wanneer van meiose.
Monohybride en dihybride kruisingen
- het verschil tussen een dominant gen en een recessief gen uitleggen.
- de begrippen homozygoot en heterozygoot beschrijven zodat duidelijk is wat het verschil is tussen homozygoot en heterozygoot.
- (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken hoe groot de kans is dat een nakomeling een bepaald gen van de ouders krijgt.
- een stamboom aflezen.
Vaardigheden:
Aan het eind van dit thema kun je:
- Een practicum uitvoeren en daarvan een verslag maken.
- Bij een (onderzoeks)vraag informatie opzoeken op internet.