★ Aan de slag 47

1. Teken een eindige automaat die de verkeerslichten bij een kruispunt beschrijft.
Bedenk wat de invoer en de uitvoer is.

 

Adaptive Cruise Control
Achtergrondinformatie: Adaptive Cruise Control (ACC) is een systeem dat gebruikmaakt van sensoren, een boordcomputer en actuatoren om een voertuig op een veilige afstand te houden van een voorligger. Dit systeem regelt automatisch de snelheid en past deze aan wanneer een voertuig te dicht nadert.


De boordcomputer van de auto berekent voortdurend de afstand tot het voorliggende voertuig met behulp van sensoren zoals lasers of radar. Op basis van de ontvangen signalen en de ingestelde kruissnelheid bepaalt het systeem of er versneld of afgeremd moet worden.

Doel van de opdracht
Je onderzoekt hoe de boordcomputer van een auto beslist om af te remmen of te versnellen op basis van signalen en de ingestelde snelheid.

Stap 1: Begrijp de werking van Adaptive Cruise Control
De adaptieve cruisecontrol gebruikt sensoren, een boordcomputer en actuatoren om een veilige afstand tot andere voertuigen te bewaren. De bestuurder stelt de snelheid in via het touchscreen (bijv. 100 km/u). Lasers in de bumpers zenden signalen uit die terugkaatsen naar de sensoren, waarna de boordcomputer de afstand berekent. Bij een te kleine afstand remt de computer de auto af via actuatoren die de remmen activeren of het gas verminderen. Als de afstand weer veilig is, controleert de computer of de snelheid overeenkomt met de ingestelde snelheid en past deze zo nodig aan.

Het proces kun je ook in een stroomdiagram weergeven:

Gebruik de gegeven tabel
De tabel in de opdracht geeft de stopafstand bij verschillende snelheden weer. Deze afstand bestaat uit:

Bekijk hoe deze waarden kunnen worden gebruikt om te bepalen of de auto moet afremmen.

De tabel met stopafstanden geeft een indicatie van de veilige afstand bij verschillende snelheden:

Snelheid in KM Stopafstand
30 10
50 21
60 30
70 40
80 54
90 67
100 70
110 94
120 110

 

Beschrijf de beslissingen van de boordcomputer
Gebruik het bovenstaande stroomdiagram en de tabel om te beschrijven hoe de boordcomputer beslist of de auto moet remmen.
Beantwoord de volgende vragen:

2. Hoe bepaalt de boordcomputer of de afstand tot de voorligger te klein is?

3. Wat gebeurt er als de afstand te klein is? Welke acties worden ondernomen?

4. Wat gebeurt er als de afstand groot genoeg is? Welke controles voert de boordcomputer nog meer uit?

5. Wat gebeurt er als de snelheid lager is dan de ingestelde snelheid en er geen obstakels zijn?

 

Extra opdracht (VWO)

Schrijf een pseudocode of maak een eenvoudig algoritme dat laat zien hoe het systeem deze beslissingen neemt. Dit kan worden gedaan in de vorm van een IF-ELSE-structuur.

Ga van de volgende stappen uit:

1. Meet de afstand tot het voorliggende voertuig.
2. Indien de afstand kleiner is dan de veilige afstand:
   a. Verminder de snelheid (remmen of gas verminderen).
3. Indien de afstand groter is dan de veilige afstand:
   a. Controleer of de snelheid overeenkomt met de ingestelde snelheid.
   b. Indien de snelheid lager is dan de ingestelde snelheid, verhoog de snelheid.
4. Herhaal dit proces continu.