De eerste eigenschap van een kanaal die we bespreken is de snelheid.
Als we het hebben over de snelheid waarmee een bericht vanuit de zender bij de ontvanger aankomt, dan zijn hierbij twee aspecten van belang: de bitsnelheid en de vertraging. (Vertraging noemt men ook wel latency of delay).
Je kunt een digitaal communicatiekanaal voorstellen als een buis met knikkers, of als een snelweg met auto's.
De tijd die het een knikker kost voordat deze het andere eind van de buis bereikt heeft, hang af van de snelheid van de knikkers (de knikkersnelheid), en van de lengte van de buis (deze bepaalt, bij een gegeven knikkersnelheid, de vertraging).
Bij een daadwerkelijke communicatie speelt niet alleen de bitsnelheid van het kanaal een rol, maar ook de bitsnelheid van de zender en die van de ontvanger.
In het algemeen geldt dat we proberen een kanaal te kiezen dat tenminste even snel is als de zender en de ontvanger.
Dan belemmert het kanaal de communicatie niet.
Wat de vertraging betreft kunnen we deze belemmering niet altijd vermijden.
Door het gebruik van telecommunicatie introduceren we altijd een vertraging.
Naast de afstand zorgt de bewerking van het signaal (codering/decodering, compressie/decompressie, encryptie/decryptie), en mogelijke buffering onderweg, voor extra vertraging.
In veel gevallen speelt de afstand slechts een kleine rol.
Het hangt van de aard van communicatie tussen zender en ontvanger af, hoe hinderlijk deze vertraging is.
Voor mensen is een vertraging van 100-200 milliseconden duidelijk merkbaar.