Bs. 3 Planten

Ingesproken les - Basisstof 3 https://youtu.be/E-c3umc1DmY

Bs. 3 Planten

Aan het einde van de les kun je:


 

Plantaardige cel

Kenmerken van de plant

 

Stammen en klassen

Het plantenrijk is ingedeeld in 3 stammen. Deze stammen worden weer verder ingedeeld in klassen.

De stammen binnen het plantenrijk zijn:

Stammen in het plantenrijk

Wier

Wieren

Alles wat je van wieren moet weten is dat ze geen bloemen, wortels, bladeren of stengels hebben. Ze kunnen zowel eencellig als meercellig zijn.

Mos met sporendoosjes

Varen met sporenhoopjes

 

 

 

 

Sporenplanten

Sporenplanten hebben wortels, stengels en bladeren. Ze hebben GEEN bloemen.

Sporenplanten planten zich voort door sporen. Sporen zijn een soort eencellige zaadjes van de plant.

 

Mossen hebben sporen in de sporendoosjes. -->

 

 

Varens hebben sporen op de sporenhoopjes. -->

 

 

 

 

 

Zaadplanten

Zaadplanten planten zich voort door zaden. Deze ontstaan in bloemen of kegels.

Zaadplanten worden weer opgedeeld in 2 kleinere groepen, de klassen.

- Naaktzadigen

- Bedektzadigen

Klassen binnen de zaadplanten

Dennenappel met zaden

Naaktzadigen

De zaden van de naaktzadigen zijn blootgesteld aan de lucht. Als je goed kijkt naar een dennenappel, zie je de zaadjes zitten tussen de schubben van de dennenappel.

Alle naaldbomen zijn naaktzadig.

 

 

 

 

 

 

 

 

Appel met zaden

Bedektzadigen

Bij bedektzadigen zitten de zaden in de vrucht. Denk bijvoorbeeld aan een appel. De zaadjes zitten binnen in.

De vruchten ontstaan uit bloemen. Alleen bedektzadige planten dragen bloemen.

 

 

 

 

Determineren

Als je een soort niet kent, kan je deze achterhalen door te determineren. Door een aantal vragen te beantwoorden kan je er zo achter komen welke soort iets is.

Deze vragen zijn te vinden in een determineertabel, zoals hieronder.

Er wordt gevraagd naar de pootafdruk in de rode cirkel.

Bij vraag 1 wordt er gevraagd of het dier 3 of 4 tenen heeft. Zoals te zien heeft het dier 4 tenen.

In dit geval gaan we naar vraag 3 en slaan we vraag 2 over.

Bij vraag 3 wordt er gevraagd of het dier kussentjes heeft. Zoals je kan zien heeft het dier kussentjes.

We gaan door naar vraag 4, vraag 5 hebben we dus niet nodig.

Bij vraag 4 wordt er gevraagd of het dier tenen heeft op zijn pootafdruk. Het dier heeft dat niet.

Het is dus de pootafdruk van een kat.