Leeruitkomst oriëntatie op mijn didactisch handelen
Waar sta ik
Bij de start van de studie had ik sinds maart van dat kalenderjaar al meegelopen op mijn stageplek in het vmbo. Door veel mee te kijken, een paar keer een lesdeel te geven en vragen van leerlingen te beantwoorden heb ik al een stukje van het leraarschap kunnen vervullen. Ervaring met didactisch handelen heb ik onbewust ook opgedaan als leider bij de scouting met kinderen in de leeftijdsgroep 6 tot 8 jaar en 11 tot 18 jaar.
Ervaringen tijdens stage
In mijn les aan de tweedejaars leerlingen vmbo-tl heb ik het leesgedeelte van het hoofdstuk uit de methode behandeld. Mijn begeleider heeft mij geobserveerd en het lesobservatieformulier ingevuld (bijlage 1). Het GRRIM-model is een model voor effectieve didactiek, waarbij de volgorde gaat van verantwoordelijkheid bij de leraar naar het helemaal zelf kunnen doen door de leerlingen. Tijdens mijn les heb ik de 4 stappen in een andere volgorde toegepast. Ik heb de leerlingen vrij snel zelf de verantwoordelijkheid gegeven. Na stap 1: instructie geven (IK) was het de bedoeling dat de leerlingen het zelf gingen doen (JIJ). Daarna hebben we de tekst samen gelezen (JULLIE) en de leerlingen hebben na elkaar stukjes van de tekst voorgelezen. Daarna was het tijd voor het vertalen van Engelse woorden (WIJ). Hiermee werd het brein van de leerling geactiveerd: ze verweven en verwerken samen de leerstof (Slooter, 2018). Door deze volgorde gaf ik de leerlingen de kans om de tekst rustig en op hun eigen tempo te lezen. Ze konden een begin maken met de opdrachten, maar het was niet verplicht om dit in de les af te maken. Met deze manier toonde ik het lerarengedrag van gedragsindicator 6: het leren niet storen, maar observeren (Slooter, 2018 p. 137). Ik heb ze namelijk uitgelegd wat de opdracht was en ben vervolgens voor de klas blijven staan. Een volgende keer zal ik bij mijn uitleg wel vragen of er op dat moment onduidelijkheden zijn en aangeven wat ze kunnen doen als ze vragen hebben tijdens de opdracht. In het lesobservatieformulier is namelijk te lezen dat de opdracht niet voor iedereen duidelijk was en dit vroegen ze niet aan mij, maar aan klasgenoten. Ik wil graag dat ze weten dat ze hiervoor bij mij terecht kunnen.
(bij bovenstaande reflectie hoort bewijsstuk 1: Lesobservatie stagebegeleider van mijn les aan 2T)
Op 27 mei 2019 heb ik een les gegeven waarbij de leerlingen bezig gingen met het ontwikkelen van woordenschat. De eerste stap van de werkvorm was dat ze zelf 8 kaartjes met 1 Engels woord erop maakten en daarna gingen ze in rondes van 1 minuut aan hun buurman of –vrouw het woord dat op het kaartje met 3 Engelse woorden omschrijven zodat de ander het woord van het kaartje zou raden. Na de korte uitleg heb ik de tijd bijgehouden en het start- en stopsein gegeven.
Iedereen ging aan de slag en was ook de hele tijd bezig. Het was lastig te zien of iedereen goed met de opdracht bezig was, maar ze waren hard aan het werk en gezien de tijd stoorde ik ze zo kort mogelijk terwijl ik in de klas rondliep. Even een snelle tip en dan weer doorlopen.
Na de les kreeg ik feedback van mijn stagebegeleider. Hij gaf aan dat het goed zou zijn om meer uitleg te geven; een duidelijk kader scheppen, waarbij je er vanuit gaat dat ze ‘niets’ weten. Hij had ook rond gelopen en het was niet bij alle leerlingen duidelijk dat ze 1 woord per kaartje moesten opschrijven; dit was dus niet helemaal duidelijk voor iedereen. Ook gaf hij de tip om de tijd door middel van een klok op het digitale schoolbord te laten zien en dat er een geluidje afgespeeld kan worden als de minuut voorbij is. Hij gaf aan dat het een vrij spel is, waarbij je weinig structuur hebt en dat het de vraag is of je daar als docent mee kunt omgaan. Ik denk dat ik dat goed heb gedaan door de leerlingen na de uitleg zelf hun gang te laten gaan. Hij stelde daarbij de vraag of de regels echt belangrijk zijn of dat het belangrijker is dat ze allemaal bezig waren met woorden. En dat was het geval; ze gingen zelfs langer door dan de minuut.
Ontwikkelpunten
Bij de uitleg van de werkvormen wil ik beter afstemmen op het begrip van de leerlingen. Ik wil de uitleg en de hoeveelheid stappen in mijn uitleg beter afstemmen zodat het goed te volgen is. Mijn uitleg ging soms misschien iets te snel en ik ging er vanuit dat ze het snel zouden snappen. Ook de toegankelijkheid om vervolgens een vraag aan mij te stellen wil ik vergroten. Misschien vind een leerling het ook niet zo prettig om een vraag klassikaal te stellen en dan kan ik de mogelijkheid bieden om rond te lopen zodat ze mij aan kunnen spreken.