Project C: Speaking

Volunteerism

Instructions

View the questions for student A als well as the questions for student B.

STUDENT A’s QUESTIONS

1

What springs to mind when you hear the word ‘volunteer’?

2

Do you often volunteer to do things? Why do or don't you?

3

Have you ever volunteered to do something and then regretted volunteering? If so, what made you regret it?

4

What kind of voluntary work would you like to do? Why?

5

What would the world be like if no one volunteered to do anything? Why do you think so?

6

Has anyone ever volunteered your services and you didn’t want them to? Why?

7

Would you like to work as a volunteer overseas? Why (not)?

8

What was your last volunteer effort?

9

When was the last time you volunteered to help somebody?

10

Should schools forcing students to volunteer as a part of their grate (put in a certain number of hours community engagement)?

STUDENT B’s QUESTIONS

1

Do you think we should all volunteer to do something good for others?

2

December 5th is International Volunteer Day. What do you think happens or should happen on this day? Why is this day not widely known in the Netherlands?

3

How do you feel about yourself after you’ve finished a task you volunteered for? What makes you feel so?

4

Could all of the world’s problems be solved through volunteerism? How (not)?

5

What would you like to see more people volunteer for? Why?

6

Are volunteers special? If they are, what makes them so? If they are not, give arguments.

7

Are you always the first to volunteer? Why are or aren't you?

8

Would you ever volunteer to help the lion tamer or the fire-eater in a circus?

9

Do you think doing voluntary work is good for your résumé?

10

Would you join the volunteer army of your country? Supposed there was one, and under what circumstances?

Self-evaluation

Je hebt in deze opdracht gesproken met klasgenoten over Volunteerism - vrijwilligerswerk.
Hieronder vind je een tabel. Kijk bij elk onderdeel welke omschrijving je voor jezelf van toepassing vindt.
Hoe vind je dat je het hebt gedaan?

Spreken

GOED

VOLDOENDE

ONVOLDOENDE

 

De juiste woorden kennen en gebruiken

Ik kan alle eenvoudige woorden gebruiken om antwoord op de vragen te geven.

Ik kan de meest noodzakelijke woorden gebruiken om me antwoord op de vragen te geven.

Ik kan de meest eenvoudige woorden nog niet gebruiken om antwoord op de vragen te geven.

 

Grammatica – zinnen maken

Ik kan alle geleerde grammatica gebruiken in eenvoudige zinnetjes.

Ik kan de meeste, maar nog niet alle grammatica gebruiken in eenvoudige zinnetjes.

Ik kan de geleerde zinnen niet formuleren, maar gebruik losse woorden zonder zinsverband.

 

Duidelijk -vloeiend spreken

Ik praat bijna zonder aarzelingen vlot door.

Ik praat redelijk vlot door,  met af en toe een aarzeling.

Ik praat met te veel pauzes en aarzelingen en zonder intonatie.

 

Uitspraak

De uitspraak van wat ik geleerd heb klinkt  verstaanbaar voor mijn klasgenoot.

De uitspraak van wat ik geleerd heb klinkt redelijk verstaanbaar voor mijn klasgenoot.

De uitspraak van wat ik geleerd heb klinkt niet verstaanbaar genoeg voor mijn klasgenoot.

 

Overbrengen van de boodschap

Ik kan anderen zonder veel moeite duidelijk maken wat ik bedoel en wat ik wil.

Ik kan ook goed reageren op wat mijn klasgenoot heeft verteld of een vraag stellen.

Ik kan anderen met wat moeite duidelijk maken wat ik bedoel.
Ik vind het lastig om te reageren op wat mijn klasgenoot heeft verteld of een vraag stellen.

Ik kan anderen niet duidelijk maken wat ik bedoel.
Reageren op wat mijn klasgenoot heeft verteld kan ik niet goed. Ook een vraag stellen vind ik lastig.