Step 4 - Grammar

Grammar: Verb tenses

In dit thema herhalen we de werkwoordstijden.


Past perfect

Gebruik
Om een handeling of situatie te beschrijven die plaats vond vóór een bepaald moment in het verleden.

Vorm
–> bij regelmatige werkwoorden: had werkwoord + -ed
–> bij onregelmatige werkwoorden had + de vorm die hoort bij het voltooid deelwoord van het werkwoord (zie onregelmatige werkwoorden, 3e rij)

Voorbeeld

I had worked

You had worked

He/She/It had worked

We had worked

You had worked

They had worked

Ik had gewerkt

Jij/u had gewerkt

Hij/Zij/Het had gewerkt

Wij hadden gewerkt

Jullie hadden/u had gewerkt

Zij hadden gewerkt

 

I had eaten

You had eaten

He/She/It had eaten

We had eaten

You had eaten

They had eaten

Ik had gegeten

Jij/u had gegeten

Hij/Zij/Het had gegeten

Wij hadden gegeten

Jullie hadden/u had gegeten

Zij hadden gegeten