Genotype en erfelijkheid
Als je rond kijkt in je eigen klas dan zie je dat iedereen er anders uit ziet, en niemand het zelfde is. Tenzij er een eeneïge tweeling in je klas zit.
Hoe komt dit nou?
Tijdens je eigen bevruchting kwam er 50% van al je erfelijke eigenschappen mee met de zaadcel van je vader en 50% met de eicel van je moeder. Op dat moment kwam je genotype tot stand.
Het genotype bevat informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme.
Normaal liggen de chromosomen als lange dunne strengen in een lichaamscel wat niet te zien is onder een microscoop. Maar als een cel zich voorbereidt om te gaan delen dan worden de chromosomen korter en dikker en zijn ze te zien.
Zie afbeelding.
Chromosomen komen in paren voor, je hebt 46 chromosomen en dat is dus 23 paar chromosomen in iedere lichaamscel met een kern.