Onderwerp, de bron, kernzin en hoofdgedachte
Elke tekst heeft een onderwerp. Je kunt met één of met een paar woorden zeggen wat het onderwerp is, bijvoorbeeld Helden.
Je vindt het onderwerp door de tekst oriënterend te lezen: je bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea (vaak is dat de inleiding). Ook kijk je waar de tekst vandaan komt en wie hem heeft geschreven. Dit is de bron.
De belangrijkste informatie in een tekst noemen we hoofdzaken. Wat niet zo belangrijk is, zijn bijzaken. De hoofdzaak van een alinea staat in de kernzin. Dat is meestal de eerste of de laatste zin van de alinea. In de zinnen voor of na de kernzin staat dan een nadere uitleg of een voorbeeld van iets uit de kernzin.
De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin. Die zin vat het belangrijkste samen wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt. Bij het onderwerp 'helden' kan de hoofdgedachte zijn: Je wordt niet zomaar een held. De hoofdgedachte geeft antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
De hoofdgedachte staat meestal in de inleiding of in het slot. Je vindt de hoofdgedachte door de tekst precies te lezen: je leest de tekst goed van de eerste zin tot en met de laatste zin.