de + ding = en
andere voorzetsel + ding = y
voorbeeld 1: Il parle de Paris. - Il en parle.
voorbeeld 2: Il va à Paris. - Il y va.
Plaats: normaal voor het eerste werkwoord, behalve als er een heel werkwoord in de zin staat.
Als 'y' en 'en' in dezelfde zin staat, dan staat 'y' voor 'en'.
v.b. Il y a des stylos? - Oui, il y en a.