Leerdoelen
Dit thema ga je zowel onderwerpen uit de biologie behandelen als uit natuurkunde. Per week moet je het volgende kunnen:
A. Skelet en gewrichten
- Je benoemt bouw en functie van de organen bij de mens die bij bewegen betrokken zijn.
- Je kan de verschillende bot-groepen benoemen en ze aanwijzen op een skelet.
- Je kan de 3 soorten gewrichten bij de mens benoemen en van elke soort uitleggen hoe het werkt.
- Je kan uitleggen waarom alleen baby's een fontanel hebben (h/v).
B. Spieren en spiercellen
- Je kan beschrijven hoe spieren opgebouwd zijn.
- Je kent de functie en werking van Actine en Myosine.
- Je kan beschrijven hoe een beweging mogelijk wordt gemaakt en wat een antagonistisch paar is.
- Je kan minstens 1 antagonistisch paar aanwijzen en benoemen.
C. Eten en dieet samenstellen
- Je weet wat vetten, koolhydraten en eiwitten zijn
-
Je kunt de 6 hoofdgroepen voedingsstoffen benoemen.
-
Je weet wat energiebehoefte is.
-
Je weet hoe je de schijf van vijf kan gebruiken.
-
Je weet uit welke organen het verteringsstelsel bestaat.
-
Je weet hoe de darmperistaltiek werkt.
D. Krachten om ons heen
- Je kan uitleggen welke invloed kracht heeft op voorwerpen.
- Je kan het verschil tussen plastische en elastische vervorming uitleggen.
- Je kan uitleggen hoe een krachtmeter werkt en waar N, F en m voor staan in een formule.
- Je weet wat een vector is en hoe je deze tekent.
- Je kan het verband leggen tussen de Normaalkracht en evenwicht.
E. Hefbomen en momenten
- Je kan beschrijven welke krachten er bij een hefboom aan het werk zijn.
- Je kan het draaipunt en de arm van de hefboom aanwijzen.
- Je kan berekenen hoeveel kracht er aan elke kant van de hefboom nodig is voor een evenwicht.
- Je kan de momentenwet uitleggen.
F. Snelheid/Eenparig/Versnellen/Vertragen
- Je kan de formule voor gemiddelde snelheid toepassen en aan de hand daarvan vertellen wat de afstand en reistijd is.
- Je kan uitleggen wat de resultante kracht is.
- Je kan uitleggen waarom er kracht nodig is om van richting te veranderen.
- Je kan een diagram aflezen.
-
Je kan de formule voor gemiddelde snelheid toepassen en aan de hand daarvan vertellen wat de afstand en reistijd is.
-
Je kent de formule voor versnelling of vertraging.
-
Je kan de formule toepassen en omdraaien.