SPIEREN EN HUN BINDWEEFSEL
Zoals je al hebt gelezen bestaan onze spieren uit vezels en bundels. Die bundels worden bij elkaar gehouden door een spierschede. De spierschede is een vlies dat de spierbundels bij elkaar houdt. Dat vlies bestaat uit bindweefsel.
Bij stukken vlees of kip zie je soms een witte rand om het vlees heen zitten. Dat witte randje is dan een stukje van het bindweefsel/ de spierschede.
De spierschede loopt over de hele lenge van zo'n spier en eindigt in een dikker stuk bindweefsel dat aan het bot vastgehecht zit. Zo'n dikke verbinding van het bindweefsel aan het bot, noemen we een pees. De plaats waar een pees vast zit aan het bot noemen we de aanhechtingsplaats.
Eigenlijk zit het spierweefsel dus om de spierheen, zoals een snoepverpakking om een snoepje heen zit. Zie ook afbeelding hieronder.
ANTAGONISTEN EN BEWEGEN
We hebben botten, spieren en pezen, maar hoe komt het nou dat we ook echt kunnen bewegen? Om beweging mogelijk te maken, heb je altijd 2 spieren nodig. De ene spier noemen we de buigspier en de andere spier de strekspier. Voor een bepaalde beweging gebruik je altijd dezelfde buigspier en strekspier. Die twee horen bij elkaar. Dat noemen we ook wel een antagonistisch paar.
Om je arm te buigen gebruik je een antagonistisch paar in je bovenarm. Je bicep aan de voorkant en je tricep aan de achterkant van je bovenarm. Nou denk je misschien, huh? Maar je bicep en je tricep zitten aan de ene kant vast met een pees aan je opperarmbot en je schouder, maar aan de andere kant zitten ze vast aan je ellepijp en je spaakbeen van je onderarm.
Als jij je hand omhoog wilt bewegen, dan trekt je bicep zich samen. De myosine en actine schuiven in elkaar en de spier wordt korter. Dat zorgt ervoor dat je onderarm omhoog wordt getrokken. Maar je wilt natuurlijk niet de rest van de dag ook je hand omhoog houden. Op het moment dat je je hand weer wil laten zakken, trekt je tricep zich samen en trekt je onderarm aan de andere kant weer "recht". Namelijk in de positie waar hij daarvoor ook lag.