You are going to listen to a conversation about computers.
Je gaat luisteren naar een gesprek over computers.
Listen to the recording:
Man: Okay, Mr. Taylor, let's go ahead and begin. First of all, tell me about your last job. Mr. Taylor: Well, as stated on my resume, I worked for five years at Hi Tech Computers. Man: Okay. Hi Tech. And what do you know about computer networks and operating systems including DOS, Windows, Macintosh OS, and UNIX? Mr. Taylor: Umm . . . well . . . I did come in contact with computers every night at my last job. Man: Hum! . . . And how about web site authoring skills? [Oh]. We are looking for someone to create and manage our company's web site which would include the development, configuration, and use of CGI scripts. Mr. Taylor: Umm . . . uh, web page, web page. Huh . . . I don't think I've read that book, and I'm afraid I've never used those CGI things. Man: Huh?! And what about experience with Java or JavaScript? Mr. Taylor: Well . . . I think I've tried Java at a foreign coffee shop one time, if that's what you mean. Man: Okay, Mr. Taylor, I think I have ALL the information I need! Mr. Taylor: Oh, and I really like computer games. I play them everyday. Man: Right, right. Thanks Mr. Taylor. We'll be in touch. |
Hoe vond jij deze opdrachten gaan?
Geef bij elk onderdeel aan hoe jij vond dat het ging.
Onderdeel |
Goed |
Voldoende |
Onvoldoende |
Focus |
Je kunt je volledig concentreren. Je kunt de hele opdracht aandachtig luisteren.
|
Je vindt het lastig om je volledig te concentreren. Maar het grootste deel van de opdracht kun je aandachtig luisteren. |
Je kunt je niet goed concentreren. Je bent tijdens de opdracht snel afgeleid.
|
Begrip |
Je kunt de tekst goed begrijpen. Vrijwel alle woorden heb je wel herkend. Je begrijpt de vragen goed en kunt alle vragen beantwoorden. |
Je kunt de tekst vrij goed begrijpen. De meeste woorden heb je ook wel herkend. Je begrijpt de vragen goed en kunt de meeste vragen beantwoorden. |
Doordat je veel woorden niet herkent, kun je de tekst niet goed begrijpen. Je begrijpt de vragen niet heel goed. Daardoor kun je niet alle vragen goed beantwoorden. |
Luisteren naar details. |
Je kunt alle details uit de gesproken tekst begrijpen. Alle specifieke informatie en details kun je in je gebruiken in je antwoorden. |
Je kunt de meeste details uit de gesproken tekst begrijpen. De meeste specifieke informatie en details kun je in je gebruiken in je antwoorden. |
Je begrijpt niet veel details uit de gesproken tekst. Je kunt specifieke informatie daardoor niet goed gebruiken in je antwoorden. |