Door de Eerste Wereldoorlog had het nationalisme zich verspreid in Azië. Ook Japan kende een nationalistische opkomst. Onder andere door het onderwijs, dat werd aangeboden in gekoloniseerde gebieden, leerden inheemse volken westerse idealen kennen, zoals nationalisme en ideeën van De verlichting.
Keizerrijk Japan kreeg door haar nationalistische idealen steeds meer drang naar machtsuitbreiding. Kolonisten moesten verdreven worden uit Azië en het continent moest worden geleid door keizerrijk Japan. Zo nam Japan in 1932 een deel van Noordoost-China in (Mantsjoerije). Vanaf 1937 viel Japan de rest van China aan en veroverde Zuidoost-China, waardoor De Tweede Chinees-Japanse Oorlog was begonnen. Deze oorlog was deel van De Tweede Wereldoorlog en duurde tot 1945.
Aangezien Japan sinds 1936 deel uitmaakte van De Asmogendheden, kon Japan de Franse kolonie Indochina (huidig Vietnam, Laos en Cambodja) veroveren na De Val van Frankrijk (1940).