Een betrekkelijk voornaamwoord staat tussen een hoofdzin en een bijzin.
Het slaat terug op iets, dat heet het antecedent.
Die Antecedent: de-woord (enkelvoud en meervoud): de mensen die …, de jongen die …
Dat Antecedent: het-woorden: het boek dat …, het hek dat …
Wie Antecedent: een persoon, maar wie moet meewerkend voorwerp zijn (aan wie):
De serveerster, wie we fooi gaven … Die is ook mogelijk, maar liever wie.
Wat Antecedent: onbepaald voornaamwoord, overtreffende trap of hele zin:
alles wat, het leukste wat, We kregen een cadeautje, wat we erg leuk vonden.
Welke Antecedent: de-woorden (enkelvoud en meervoud): de mensen welke …, de ober welke …
Welke is formeel; vervang het liever door die. Welke kan zelfstandig gebruik worden; er staat dan
een voorzetsel voor: De kamer, in welke wij zitten, is erg mooi.
Een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
Wie en wat kunnen ook een ingesloten antecedent hebben: je kunt wie/wat dan vervangen door de man die/het ding dat:
Wie dat zegt, geloof ik niet. – De man die dat zegt, geloof ik niet.
Oefening A: vul in
Oefening B: welk betr.vnw.?
Oefening C: betr.vnw.
Oefening D: Cambiumned
Oefening E: wed.vnw., weg.vnw., betr.vnw. of onb.vnw.
Oefening F: aanw.vnw. - vr.vnw. - betr.vnw.
Oefening G: kruiswoordraadsel