Welke acties ga je ondernemen om je gestelde doelen te behalen. Je kunt deze twee onderdelen dus NOOIT los van elkaar zien. Een PAP is dus een uitwerking van je POP.
Je benoemt concreet in stappen wat je de komende tijd gaat doen om het leerdoel te bereiken.
In je PAP neem je ook op hoe/wanneer en met wie, jij het werken aan je doelen gaat evalueren.
Een voorbeeld van een Plan van aanpak/ Persoonlijk Activiteitenplan (PAP):
Week 3 en 4:
Ik lees het persoonlijk dossier en plan van aanpak van cliënt X.
Week 5 en 6:
Ik lees de theorie over observeren uit het boek ‘Sociale en communicatieve vaardigheden’, hoofdstuk 2 ‘Observeren en rapporteren’.
Week 7 en 8:
Ik observeer mijn collega’s in contactmomenten met cliënt X en maak van mijn observaties een verslag.
Ik bespreek dit verslag met mijn BPV-begeleider.
Week 9 en 10:
Ik ga met mijn collega’s in gesprek om adviezen en tips te ontvangen voor het ombuigen van het gedrag van cliënt X.
Ik maak hiervan een verslag.
Week 11:
Ik trek conclusies uit voorgaande punten voor het ombuigen van het gedrag van cliënt X.
Ik zet dit op papier en bespreek dit met mijn BPV-begeleider.
Week 12 t/m week 17:
Ik ga oefenen in het ombuigen van het gedrag van cliënt X en vraag hierover aan mijn collega’s feedback en pas zo nodig mijn handelen aan.
Dit leg ik vast in mijn logboek volgens de STRAK-methode.
Week 18:
Ik evalueer en bespreek mijn handelen in het ombuigen van het gedrag van cliënt X met mijn BPV-begeleider in week 9.
Gedurende het werken aan dit leerdoel vraag ik indien nodig advies en tips aan haar.
Week 19:
Aan het einde van deze periode reflecteer ik op dit leerdoel en geef ik dit een plek in mijn POP voor de komende periode. Hiervoor gebruik ik de door mij gemaakte verslagen/logboek.