In je verslag geef je antwoord op alle onderstaande vragen of leg je uit hoe je het afgelopen 2 jaar hebt gewerkt aan deze vaardigheden. Je legt waar nodig uit wat je ermee bedoet, zoals ik ben goed in.......... ik ben minder goed in........ etc.
Je maakt natuurlijk een mooi verslag met de verschillende onderdelen, inclusief een inhoudsopgave en paginanummers.
Capaciteitenreflectie
Ik weet waar ik goed en minder goed in ben.
Ik weet welke kwaliteiten ik kan inzetten voor het beroep wat ik wil gaan doen.
Ik kan de ontwikkeling van mijn beroepscompetenties en mijn talenten in verband brengen met eerdere ervaringen in mijn leven en met beelden/inzichten over mijn toekomstige studie- en arbeidsloopbaan, c.q. levensloop.
Motievenreflectie
Ik kan aangeven wat ik leuk en interessant vind aan mijn opleiding.
Ik weet wat mijn werkwaarden zijn.
Ik kan verband leggen tussen eerdere ervaringen in mijn leven en mijn waarden.
Ik kan verband leggen tussen beroepsdilemma’s en mijn waarden.
Werkexploratie en/of opleidingsoriëntatie
Ik heb een beeld van de inhoud van het werk / de vervolgopleiding waarvoor ik leer.
Ik weet welke (beroeps)competenties nodig zijn in het werk waarvoor ik leer en/of de vervolgopleiding van mijn voorkeur.
Ik weet welke leeractiviteiten ik moet ondernemen om die (beroeps)competenties te kunnen ontwikkelen.
Ik kan de cultuur van een bedrijf/ vervolgopleiding onderzoeken.
Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen in het werkveld en/of de vervolgopleidingen.
Ik kan ontwikkelingen en cultuur in verband brengen met mijn kwaliteiten en motieven.
Ik weet wat de actuele (beroeps)dilemma’s zijn in het werk waarvoor ik leer en/of de vervolgopleiding die ik wil kiezen.
Loopbaansturing
Ik kan doelen stellen voor mijn studieloopbaan.
Ik baseer keuzes in mijn leerproces op mijn kwaliteiten en waarden, en op mijn toekomstwensen.
Ik organiseer de begeleiding die ik nodig heb om mijn leerproces te sturen.
Ik stem mijn mogelijkheden en (ontwikkel)wensen af de specifieke situatie van de stage/werkorganisatie en/of arbeidsmarkt.
Ik toon mijn kwaliteiten en motieven in werk, stage en op de arbeidsmarkt.
Netwerken
Ik beschik over een netwerk van mensen die mij kunnen helpen bij mijn (studie)loopbaan.
Ik onderhoud mijn netwerk en breid het uit.
Ik kan iets betekenen voor mensen in mijn netwerk.