Een hoofdtelwoord geeft een hoeveelheid aan. Je hebt twee soorten hoofdtelwoorden. De bepaalde en de onbepaalde hoofdtelwoorden.
Een bepaald hoofdtelwoord geeft een exacte hoeveelheid aan. Je weet precies om hoeveel het gaat.
VB:
Ik heb twee boterhammen bij me.
Hij heeft vijf vrienden uitgenodigd.
Onbepaalde hoofdtelwoorden geven aan hoeveel iets ongeveer is.
VB:
Hij heeft maar weinig gegeten.
Hij heeft veel vrienden.
Bekijk ook het filmpje voor uitleg.
https://www.youtube.com/watch?v=LhrWKrMyWIU