Goudbuikje

Naam: Goudbuikje

 

Wetenschappelijk naam: mandava subflava

 

Uiterlijke beschrijving: De bovenzijde van deze vogel is bruin gemengd met olijfgroen, naar de romp toe roder wordend met daar wat rode plekken. Ook het snaveltje is rood. De keel is geel en boven het oog heeft hij een rode streep. De vleugeltjes en staart zijn bruin, buitenste twee staartveren met iets wit, de borst en de buik zijn oranje tot oranjerood van kleur. De flanken zijn groen met bruine en gele strepen. Het vrouwtje is minder oranje op de onderzijde en mist de rode oogstreep. De totale lengte van het goudbuikje is 9 – 9,5 centimeter.

 

Herkomst, biotoop en habitat:  In het wild komen de goudbuikjes alleen voor in midden Afrika, ze komen hoofdzakelijk voor in Senegal en Ethiopië, ook zuidelijk richting Oeganda komen deze vogels voor.

 

Samenlevingsvorm: Goudbuikjes kunnen goed in een gezelschap volière gehouden worden, maar er dient wel voldoende ruimte aanwezig te zijn om de vogels een rustige plek te geven. Ze kunnen goed samen gehouden worden met andere Afrikaanse en Australische vinken.

 

Voeding:  Een goede mengeling voor tropische vogels of volièrevogels. Dit moet worden aangevuld met vers groen, stukjes fruit of onkruiden en wekelijks een stuk trosgierst. Daarnaast is een 1:1 mengeling van universeelvoer en eivoer belangrijk. Levend voer in de vorm van insecten of pinkies/buffalowormen word ook gewaardeerd. In het broedseizoen is het belangrijk voldoende van dit levend voer te verstrekken zodat er voldaan word in de behoefte naar dierlijke eiwitten. Dit omdat dit het broeden bevorderd.

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk en vrouwelijk dier:

Afbeeldingsresultaat voor goudbuikje

Links = Pop

Rechts = Mannetje

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Huisvesting: Gezelschap volière met meerdere soortgenoten en andere vogels. Volière moet voorzien worden van tocht en vorst vrij nachthok, zodat de vogels zich hier kunnen terugtrekken. Zitstokken in verschillende diktes en hoogtes. Water en voerbakjes. Eventueel een bad waar ze zich in kunnen wassen.

 

Voortplanting: leggen gemiddeld 3 tot 6 eitjes. Gedurende 11 dagen worden deze bebroed door beide ouders waarbij de pop de hoofdtaak heeft. De jongen worden tijdens de eerste dagen voornamelijk gevoerd met larven en insecten. Vooral bladluis is geliefd. Na ongeveer 21 dagen vliegen ze uit. Na een week of 5 a 6 kunnen ze voor zichzelf zorgen. Na 3 maanden hebben ze dezelfde kleur als de ouders.