Putter (Distelvink)
Orde: Passeriformes (zangvogels)
Nederlandse naam: Putter (Distelvink)
Wetenschappelijke naam: Carduelis carduelis
Uiterlijke kenmerken: opvallend kleed met een rood gezicht en een verder zwart met witte kop. Spits-driehoekige snavel (zaden- en insecteneter). De vleugels zijn zwart met een brede gele vleugelstreep, die in vlucht duidelijk opvalt. De stuit is wit en de staart is zwart met witte vlekken. De staart is, typisch voor vinkachtigen, ondiep gevorkt. Bovendelen zijn verder bruin en de onderdelen licht tot wit.
Herkomst: Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van de putter beslaat een groot deel van Europa, delen van Noord-Afrika en het westen van Azië.
Biotoop: De putter komt oorspronkelijk voor langs de zonnige randen van vochtige loofbossen.
Habitat: Putters leven vooral op het halfopen platteland, bij boerderijen, in dorpen, ook in buitenwijken van steden. Daar waar laanboompjes, boomgaarden en houtwallen zijn, voelen ze zich thuis, net als in tuinen met wat meer structuur. Komt in de bergen tot op een hoogte van 2.000 meter voor. Putters houden van drogere, schrale plekken. Spoortaluds, overhoekjes van industrieterreinen en andere plekken met een droge ruige plantengroei zijn plekken waar putters te vinden zijn. De vogels zoeken op dit soort plekken graag naar plantenzaden.
Samenlevingsvorm: het is een sociale vogel die het grootste deel van het jaar in groepsverband leeft.
Voedsel van Nature: distels, paardenbloemen deze planten produceren de zaden waarvan de putter vrijwel geheel afhankelijk is. Alleen de jongen krijgen tijdens hun groei ook veel insecten. Deze bevatten de voor de groei zo belangrijke eiwitten.
Uiterlijk met geslachtsbepaling: Het grootste verschil is de grootte van het rode gezichtsmasker. Deze loopt bij het mannetje tot voorbij het oog, maar bij het vrouwtje tot halverwege het oog.
Huisvesting: Putters passen prima in een gemengde samenstelling in een volière met andere vinken, om goede broedresultaten te behalen is het beter om een paartje alleen te zetten in de volière of in een broedkooi. Zorg er wel voor dat waar ze ook gehouden worden dat er genoeg beplanting is, want dan vinden de putters zich het meest op hun gemak.
Voortplanting: Broedt van april tot begin augustus. Het nest wordt door het vrouwtje gebouwd, het mannetje helpt met het aandragen van geschikt nestmateriaal; grassprieten, mos, veertjes.
Kenmerkend gedrag: ze zijn erg territoriaal,
Dagelijkse verzorging: voer en water geven en verversen
Periodieke verzorging: het hok verschonen en schoon maken, nagels knippen