Naam: Binsenastrilde
Wetenschappelijke naam: Neochmia ruficauda
Uiterlijke beschrijving: Het voorhoofd, de keel, wangen en snaveltje zijn vermiljoenrood met aan de zijkant van het kopje een aantal witte vlekjes. De borst is geel met witte stippen. De buik is wat lichter van kleur. De bovenzijde en de flanken zijn geelgroen tot olijfgroen van kleur. De flanken hebben ook kleine witte stippen. De staart is bij de boven aanzet roodbruin. De dekveren aan de onderzijde zijn donkerrood. Het vrouwtje heeft een blekere borst en het rood van het kopje is doffer. De totale lengte van de Binsenastrild is van kopje tot staartpuntje 10 – 11 centimeter.
Herkomst, biotoop en habitat: De binsenastrild is een endemische soort in Australië. Er zijn drie van elkaar gescheiden levende populaties die leven in het noorden van West-Australië, Noordelijk Territorium en Queensland.
Samenlevingsvorm: In groepen met soortgenoten en andere soorten vogels. Kunnen prima gehouden worden in een gezelschap volière.
Voeding: Hun basismenu bestaat uit een zaadmengsel voor tropische vogels , aangevuld met graszaad en gebroken haver. Daarnaast is het belangrijk om te voldoen aan eivoer en dierlijke eiwitten zoals pinky’s en meelwormen. Dierlijke eiwitten met mate voeren. Te veel dierlijke eiwitten kan eiwitvergifiting veroorzaken. Grit en maagkiezel mag ook niet ontbreken in het menu van deze vogel. (en eigenlijk in het menu van elke vogel)
Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk en vrouwelijk dier:
Links = Man (feller gekleurd, kopje is feller rood)
Rechts = Pop (minder fel van kleur, kopje is minder fel rood dan de man)
Huisvesting: in de volière zullen zij andere vogels met rust laten en gewoon hun eigen gang gaan. In de kweekperiode zullen ze wel het nest beschermen, maar elke vogel zal dit doen. U kunt de vogel uiteraard ook in een (kanarie)kooi of kamervolière houden. In de volière moeten binsenastrildes een nachthok hebben waar zij zich terug kunnen trekken. Dit nachthok dient vorst, tocht en watervrij te zijn. Alhoewel de vogel een tere indruk maakt zijn ze goed winterhard. Let er alleen bij vorst op dat het nachthok vorstvrij blijft (bijvoorbeeld door een kleine verwarming) Zo kunnen de vogels de winter goed doorkomen.
Voortplanting: Het popje legt tussen de 4 en 6 eitjes. De eitjes worden door beide ouders bebroed. Deze eitjes komen na 12 tot 14 dagen uit. De jongen worden dan door beide ouders gevoed. De jongen verlaten na ongeveer 19 dagen het nest en zijn na 3 weken zelfstandig. De opfok van de jongen is alleen succesvol als de ouders beschikking hebben tot levend voer zoals fruitvliegjes, bladluis, miereneieren en geknipte meelwormen.