Mandarijneend (Aix galericulata)
Uiterlijke beschrijving:
Het mannetje heeft een opvallende en kleurrijk verenkleed. De kruin is paars, oranje en groen gekleurd en ze hebben een brede witte wenkbrauwstreep die loopt van het oog tot in de nek. Ze hebben oranje bakkebaarden en boven het achterlijf uitstekende oranje veren. De borst is paars en de flanken zijn oranjebruin. Het vrouwtje zijn grijsbruin met maar een kleine wenkbrauwstreep en gevlekte flanken.
Herkomst, biotoop en habitat:
Oorspronkelijk komen ze voor in Oost-Azië. Ze verblijven op wateren in een bosrijk gebied, en op dicht begroeide eilandjes.
Samenlevingsvorm:
In paartjes
Voedsel in de natuur:
In de zomer eten ze vaak waterinsecten, de rest van het jaar eten ze, zo nu en dan afgewisseld met een slak, voornamelijk plantaardig materiaal (zaden en noten).
Uiterlijk met geslachtsbepaling:
Het mannetje heeft een opvallende en kleurrijk verenkleed. De kruin is paars, oranje en groen gekleurd en ze hebben een brede witte wenkbrauwstreep die loopt van het oog tot in de nek. Ze hebben oranje bakkebaarden en boven het achterlijf uitstekende oranje veren. De borst is paars en de flanken zijn oranjebruin. Het vrouwtje zijn grijsbruin met maar een kleine wenkbrauwstreep en gevlekte flanken.
Huisvesting:
Ze kunnen in een omheind perk of voliére met vijver gehouden worden.
Ze kunnen in paartjes gehouden worden, meerdere paartjes samen kan.
Voor een paartje is een kleine vijver van minstens 2m2 groot en 60cm diep nodig. Ze gebruiken de vijver niet alleen om in te zwemmen en om naar voedsel te zoeken, maar ook om hun veren te verzorgen. Zorg voor loopplankjes zodat ze makkelijk in en uit de vijver kunnen lopen, voorkom dat ze aarde meenemen door rond de vijver een 30 cm brede strook grof grind te leggen.
Voor 6 tot 8 dieren is een perk van minstens 100m2 groot nodig, met een omheining van minstens 1,20m hoog, ze kunnen goed klimmen. Leg een aantal boomstammen of grote takken neer zodat ze erop kunnen klimmen om te rusten. Zorg voor een vorstvrij nachthok, verschillende afdakjes en voldoende planten die schaduw en schuilmogelijkheden bieden.
Voortplanting:
Ze broeden van april tot in juni, ze hebben dan een legsel van 8-12 eieren. Ze broeden in losse paartjes in (boom)holtes. De broedduur is 28-31 dagen. De jongen verlaten de holte na 1 dag en kunnen na 60 dagen vliegen.
Kenmerkend gedrag van de vogelsoort:
Sterk, winterhard, verplaatsen zich moeiteloos op het land. Ze foerageren meestal tijdens de schemering en ’s nachts.
Dagelijkse en periodieke verzorging:
Dagelijks: bederfbare voederresten verwijderen, dieren voeren, controleren of er nog voldoende drinkwater is en ververs het eventueel, controleer ze zich normaal gedragen en er gezond uitzien.
Minstens een keer per week: was de drinkemmer uit met zuiver water.
Een aantal keer per jaar: de voerbak uit wassen, water verversen van de zwemvijver, ontwormen
Jaarlijks: nestmateriaal aanbieden