De Baltische staten (Estland, Letland en Litouwen) moesten veroverd worden en Leningrad ingenomen voor de havens. Door leningrad in te nemen, hadden de nazi's de volledige Oostzee in handen. Verder moest Oekraïne ingenomen worden voor de olievelden en de voedsel- en wapenproductie. Stalingrad was een tactisch doelwit bij de Kaukasus. Aangezien de Kaukasus rijk was aan olie, moest Stalingrad worden ingenomen. Moskou was geen prioriteit. De Duitsers zouden het omsingelen en innemen. Tot slot waren steden als Leningrad en Stalingrad niet alleen tactische, maar ook symbolische doelwitten. Deze innamen zou het moreel breken onder de Sovjets, aangezien beide steden waren vernoemd naar de leiders van de Sovjet-Unie; Vladimir Lenin en zijn opvolger: Jozef Stalin.