De Duitse aanval op Groot-Brittanië
Hitler had Frankrijk ingenomen en ondervond nu waarom Groot-Brittannië door de geschiedenis heen zo moeilijk te veroveren was geweest; Het is een eiland. Operatie Zeeleeuw moest ervoor zorgen dat de Duitsers het luchtruim boven het kanaal de baas moesten worden. Hiervoor begon hij havensteden en RAF-basissen te bombarderen.
Churchill reageerde met een klein bombardement op Berlijn. Hitler was woest en beval om steden als London aan te vallen. Hierdoor werden bombardementen een dagelijks gevaar. Londenaren moesten vluchtten in The Underground, het metrostelsel in Londen.
De Britten hadden één voordeel op de Duitsers, wat hen uiteindelijk de overwinning zou geven: de radar. Via radarsignalen konden de Britten de Duitsers aan zien komen. Hierdoor waren de burgers betijds gewaarschuwd en kon de RAF (Royal Airforce) betijds de lucht in.
De tegenaanval
Door de stadsbombardementen kon de RAF zich herstellen en organiseren. Verwoeste vliegtuigen werden gerepareerd en landingsbanen werden schoongemaakt.
Van 7 tot 30 september voerde de Britten een luchtoorlog met Duitsland; De Slag om London. Hitler verloor de slag om Londen en uiteindelijk ook de Slag van Engeland. Voor elk neergeschoten Britse vliegtuig hadden de Britten 2¼ van de Duitsers naar beneden gehaald.