Als je in een koud huis de verwarming aan zet, zal de temperatuur eerst stijgen. Maar na verloop van tijd verandert de temperatuur niet meer, al slaat de cv-ketel nog steeds regelmatig aan. Dat komt doordat er dan evenveel warmte naar buiten verdwijnt als de ketel produceert. Je kan dit warmteverlies dan beperken, door goed te isoleren.
Warmteverlies
Als de temperatuur in huis hoger is dan de temperatuur buiten, verliest het huis de hele tijd warmte aan de omgeving. Dat gaat het snelst als het waait, doordat de wind de warmere lucht in en rond het huis meeneemt. Maar ook als het windstil is, ‘lekt’ er warmte weg. Dat gebeurt op 3 manieren: door geleiding, door stroming en door straling.

Geleiding
Bij geleiding beweegt de warmte door een stof, zoals baksteen of glas. Hoe warmer een stof is, hoe harder de moleculen in de stof trillen en tegen elkaar aanbotsen. In een opwarmende stof gebeurt dit ook en botsen de moleculen steeds tegen elkaar aan. Daarbij geven ze hun bewegingsenergie aan elkaar door. Hierdoor verspreidt de warmte zich van binnen (waar de temperatuur het hoogst is) naar buiten (waar de temperatuur lager is).
Stroming
In vloeistoffen en gassen kan een stroming ontstaan, als je die op één plaats verwarmt. Dat zie je bijvoorbeeld bij de lucht in huis. De lucht bij de verwarming wordt warm, zet uit en stijgt hierdoor omhoog. De warme lucht stijgt dus omhoog, terwijl de koudere lucht er nog omheen zweeft. Zo verwarmt de warmere lucht die omringende koudere lucht.
Straling
Alles om je heen (ook je eigen lichaam) zendt straling uit: kleine pakketjes stralingsenergie die door de ruimte kunnen reizen. Hoe hoger de temperatuur van een voorwerp, des te meer stralingsenergie er wordt uitgezonden.
Geleiding, stroming en straling zijn heel verschillende processen, met dezelfde uitkomst: dat de warmte zich vanzelf verspreid door een ruimte. Het gevolg is dus dat warme voorwerpen voortdurend warmte verliezen.
Het warmteverlies beperken
De warmte die uit een woonhuis naar buiten verdwijnt, moet meteen weer aangevuld worden. Anders daalt de temperatuur in het huis steeds verder, tot het net zo koud is als buiten. Daarom moet een cv-ketel bij koud weer voortdurend aan staan om de temperatuur in huis op peil te houden.

Als een huis slecht geïsoleerd is, zal er veel warmte naar buiten verdwijnen. De cv-ketel moet dan flink branden om de verloren gegane warmte weer aan te vullen. Je kunt het warmteverlies tegengaan door het huis te isoleren. De cv-ketel hoeft dan niet zoveel warmte te leveren om voor een aangename temperatuur te zorgen.
Het warmtetransport door een muur
De muren van een huis worden vaak van baksteen gemaakt. Dit bouwmateriaal is een vrij goed warmtegeleider. Dat betekent dat er door de muren van een huis vrij veel warmte naar buiten kan verdwijnen.
Hoeveel warmte er in een bepaalde tijd naar buiten verdwijnt, hangt af van:
Het temperatuurverschil tussen binnen en buiten: hoe kleiner het verschil, des te minder warmte verdwijnt er naar buiten.
Het materiaal waarvan de muur is gemaakt: hoe slechter het geleidt, des te minder warmte naar buiten verdwijnt.
De dikte van de muur: hoe dikker de muur is, des te minder warmte naar buiten verdwijnt.
De oppervlakte van de muur: hoe kleiner de oppervlakte, des te minder warmte naar buiten verdwijnt.
Je kunt het warmteverlies tegengaan door tegen de muur een laag isolatiemateriaal aan te brengen. Ook daken en vloeren worden vaak op deze manier geïsoleerd. Isolatiematerialen zitten vol met kleine ruimtes waarin lucht zit. Omdat lucht de warmte zeer slecht geleidt, neemt het warmteverlies sterk af.
Een huis isoleren
Er zijn nog meer manieren om een huis te isoleren, namelijk:
Enkel glas vervangen voor dubbelglas.
De spouw (ruimte tussen binnenmuur en buitenmuur) vullen met isolatiemateriaal.
Daken en vloeren te isoleren met materialen zoals glas- en steenwol, polystyreen en luchtkussenfolie.
Cv- en warmwater leidingen te isoleren op plaatsen waar ze door koude ruimtes lopen, zoals een garage.