Wanneer je werkt met elektriciteit staat veiligheid voorop. Ook in de installatie van het stroomnet in huis wordt hier goed naar gekeken: de leidingen zijn goed beschermd tegen beschadigingen en zijn goed geïsoleerd.
Gevaren van elektriciteit
Weerstand en isolatoren.
Om elektriciteit minder gevaarlijk te maken, kun je gebruik maken van de weerstand van materialen. Met weerstand bedoelen we hoe moeilijk het is voor een elektrisch deeltje om door een bepaald materiaal heen te gaan. Als de weerstand hoger is, wordt de elektrische stroom afgeremd. De geleidende stoffen, die we gebruiken om energie te verplaatsen, laten namelijk ook niet alle energie zomaar door!
Een stof die een hele hoge weerstand heeft, en dus eigenlijk geen elektrische deeltjes doorlaat, noemen we een isolator. Het plastic rondom een stroomdraad is dus een voorbeeld van een isolator. (Dit zijn dus over het algemeen moleculaire stoffen, zie onderdeel C!)
Zekeringen
In de meterkast vind je veel maatregelen om te zorgen dat de stroomvoorziening van het huis zo veilig mogelijk is. Om te beginnen is er voor iedere groep een eigen groepszekering (zie het plaatje hieronder). Wanneer de stroom voor een groep groter is dan 16 A, schakelt de groepszekering de stroom uit. De leidingen en draden kunnen dan weer afkoelen.
Rekenen met de weerstand
Een los snoer heeft ook een weerstand. Hierbij geldt dat je de weerstand weergeeft met de letter R. De eenheid van weerstand is Ω (Ohm). Je kan de weerstand als volgt uitrekenen.
U = I · R
Hierbij geldt het volgende:
U = Spanning in Volt (V)
I = Stroomsterkte in Ampère (A)
R = Weerstand in Ohm (Ω)
Bijvoorbeeld:
Chantal en Naomi hebben bij een proef de stroomsterkte door een koperdraad onderzocht. De stroommeter gaf 0,6 A aan en de spanningsmeter 6V.
Gegevens I = 0,6 A
U = 6 V
Gevraagd R = ?
Uitwerking F U = I · R
I 6 = 0,6 · R
R = 6 / 0,6
R R = 10
E R = 10 Ω