Structuur van organisaties
Als je in een organisatie gaat werken, krijg je te maken met collega’s. Sommige daarvan werken op een hoger niveau in de organisatie, andere op een lager niveau. Dit wordt hiërarchie genoemd. De hiërarchie van een organisatie geeft van hoog tot laag aan wat de posities zijn van de verschillende werknemers en afdelingen. Hoe hoger in de hiërarchie, hoe meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden een medewerker vaak heeft. Helemaal bovenin zitten de directieleden, de managers van de organisatie (met daarboven een bestuur). In het midden zitten de ‘lijnmanagers’, de chefs. Onder in de organisatie wordt het uitvoerende werk gedaan.
Binnen een organisatie moet duidelijk zijn wie wat doet en wie waarvoor verantwoordelijk is. Een organogram laat zien hoe een organisatie in elkaar zit. De taken worden dus verdeeld en de bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden vastgelegd. De organisatie wordt zo ingericht dat de werknemers zo optimaal mogelijk kunnen werken.
Maar hoe richt je een organisatie handig in? Er zijn veel mogelijkheden. Je kunt iedereen een gelijke positie geven, maar je kunt ook één iemand de leiding geven. Je kunt de werknemers alle taken die in de organisatie voorkomen laten verrichten, maar je kunt de taken ook groeperen en verdelen. Je kunt één grote organisatie creëren, maar je kunt de organisatie ook onderverdelen in afdelingen (units) die zelfstandig werken.
De structuur is van grote invloed op de organisatie en het bereiken van de doelen. Het bepaalt mede of werknemers goed kunnen samenwerken en of informatie op tijd bij de juiste persoon aankomt. Veel organisaties stoeien met dit probleem en zijn daar vaak continu mee bezig. Er zijn heel veel soorten organisatiestructuren mogelijk. De belangrijkste zijn: