1.3.5: Evenwijdige lijnen

De laatste functie die je tijdens deze opdracht gaat gebruiken, is de functie ‘evenwijdige lijn’. Met deze functie kun je geogebra een lijn laten tekenen die precies evenwijdig is met een al getekende lijn. We gaan deze functie gebruiken om een driehoek te tekenen die gelijkvormig is aan de gegeven driehoek. Zet eerst de functie ‘evenwijdige lijn’ aan. Je vindt deze op dezelfde plek als de rest van de functie uit deze opdracht.

Om een evenwijdige lijn te tekenen moet je eerst de lijn aantikken waar hij evenwijdig aan moet zijn, waarna je een punt selecteert waar de evenwijdige lijn doorheen moet gaan. Teken eerst eens een evenwijdige lijn ten opzichte van AB door eerst op de lijn AB te tikken, en vervolgens een roosterpunt net naast AB aan te tikken (buiten de driehoek). Doe vervolgens hetzelfde voor de lijnstukken AC en BC. Zorg ervoor dat de evenwijdige lijnen allemaal buiten de driehoek vallen.

Als het goed is heb je met de evenwijdige lijnen een driehoek gecreëerd die gelijkvormig is met de driehoek waarmee je begon. Als je de punten A, B en C gaat verschuiven zie je ook dat de driehoek met evenwijdige lijnen mee beweegt. Dit komt omdat de evenwijdige lijnen afhankelijk zijn van de lijn van de driehoek.

 

Dit is het einde van opdracht 3 van hoofdstuk 1.

Sla je bestand op voor je geogebra weer afsluit.